Verzekeringsgarantiestelsel zou nuttig zijn, laten twee onderzoeken zien

Verzekeringsgarantiestelsel zou nuttig zijn, laten twee onderzoeken zien
© Gustavo Ferreira Gustavo, Pixabay

In de nasleep van het faillissement van levensverzekeraar Conservatrix rees de vraag waarom Nederland geen verzekeringsgarantiestelsel meer kent, zoals in omringende landen. Wellicht gaat dit er toch weer komen.

Zo’n vangnet, “een verzekering van verzekeringspolissen” kan consumenten beschermen wanneer een verzekeraar omvalt. Net als het depositogarantiestelsel bij banken. Er was wel een regeling, opgezet naar aanleiding van het faillissement van levensverzekeraar Vie d’Or in 1995, maar deze is op 1 januari 2019 zonder al te veel ruchtbaarheid afgeschaft. De polishouders van het failliete Conservatrix werden hier de dupe van: zij zijn gekort op hun uitkeringen. Het ministerie van Financiën weigert enige vorm van compensatie.

EIOPA

Koepelorganisatie EIOPA neemt echter het standpunt in dat dat iedere EU-lidstaat over een verzekeringsgarantiestelsel ((Insurance Guarantee Scheme, IGS) dient te beschikken voor het geval een verzekeraar faalt. Tevens adviseert EIOPA minimumharmonisatie ten aanzien van aspecten van een IGS.

Al tijdens de parlementaire behandeling in 2018 van het ‘Wetsvoorstel herstel en
afwikkeling van verzekeraars’ is gesproken over de introductie van een verzekeringsgarantiestelsel, ook wel insurance guarantee scheme, IGS. Toenmalig minister van Financiën Hoekstra zegde toe dat er een onderzoek naar de kosten en baten van een IGS in Nederland zou worden uitgevoerd.

Afwikkeling faillissement

Desondanks duurde het tot de evaluatie van de afwikkeling van het faillissement van Conservatrix in april dit jaar, tot er zo’n onderzoek was. Op verzoek van minister Kaag deed KPMG het “Onderzoek naar kosten en baten van een Insurance Guarantee Scheme (IGS)”. Onlangs heeft De Nederlandsche Bank dit onderzoek nog eens dunnetjes overgedaan met een analyse naar “De haalbaarheid en betaalbaarheid van een Nederlands verzekeringsgarantiestelsel”.

De toezichthouder komt tot dezelfde bevindingen als in het KPMG-rapport:

  • Het ligt voor de hand om in ieder geval die verzekeringen te dekken, waarbij polishouders in financiële problemen kunnen komen als hun verzekeraar faalt. Dat zijn langlopende verzekeringen die belangrijk zijn voor pensioenopbouw, of waarvan de uitkeringen noodzakelijk kunnen zijn voor levensonderhoud: levensverzekeringen (inclusief collectieve pensioenverzekeringen), inkomensverzekeringen en uitvaartverzekeringen.
  • Voor schade- en zorgverzekeringen zijn er in de wet al andere oplossingen geregeld die polishouders beschermen tegen grote verliezen bij een faillissement van de verzekeraar. Dit zijn het Waarborgfonds voor Motor-WA verzekeringen, de verevening via het Zorgverzekeringsfonds voor restitutiepolissen en de wettelijke voorrangspositie van polishouders die al recht hebben op een uitkering van hun schadepolis.
  • Een IGS kan op verschillende manieren vormgegeven worden:
    – aanvullende financiering die korting van polishouders beperkt, wanneer hun falende verzekeraar wordt verkocht of een doorstart maakt;
    – aanvulling van de uitkeringen aan polishouders tijdens het uitdienen van de polis tot het einde van hun contract, waarbij er geen nieuwe polissen meer worden afgesloten (een zogeheten run-off);
    – compensatie voor verliezen van polishouders na liquidatie van de verzekeraar in faillissement.
  • Wanneer de middelen van een IGS voor al deze drie functies inzetbaar worden gemaakt, kan het flexibel en doelmatig worden ingezet. Om dit te bewerkstelligen moet er een doelbedrag worden vastgesteld en ingelegd; ook zal dit geld beheerd moeten worden.
  • Er kan een maximaal bedrag worden vastgesteld, zoals bij het depositogarantiestelsel, dat spaargeld tot €100.000 garandeert. Ook is een plafond denkbaar op basis van een percentage van de poliswaarde. Een maximum van bijvoorbeeld 95% leidt dan tot een eigen risico voor polishouders van 5% van de poliswaarde. Het garantiestelsel in Duitsland kent zo’n ingebouwd eigen risico.
    Het IGS zou door middel van een heffing van de sector (de verzekeraars) worden gefinancierd.
  • Verzekeraars kunnen die heffing proberen door te belasten aan de polishouders bij de verkoop van nieuwe verzekeringen en bij de heronderhandeling van bestaande collectieve contracten. Zo’n voorgefinancierd fonds kan bijdragen aan het vertrouwen in de werking van het stelsel, en vermijdt een beroep op belastinggeld.
  • De heffing van de sector kan zo worden vormgegeven dat verzekeraars die relatief veel risico’s nemen, ook relatief meer betalen. Als toezichthouder houdt DNB dan het risicoprofiel van de verzekeraars in de gaten. Een dergelijke risicogebaseerde heffing draagt ook bij aan het draagvlak voor een IGS.

Minister Kaag heeft al aangekondigd dat zij met alle stakeholders, waaronder DNB, het Verbond van Verzekeraars en de Consumentenbond, in gesprek gaat onder welke concrete randvoorwaarden een IGS wenselijk en werkbaar zou zijn.

Bron: DNB, KPMG

GEEN REACTIES