Gaan de nieuwe prolongatierichtlijnen echt helpen?

pixabay

Het jaarlijkse spel in de zakelijke verzekeringsmarkt rond de continuatie van contracten moet beter. Waar wringt het vooral en kunnen nieuw voorgestelde richtlijnen een verschil maken?

Enkele weken terug presenteerden de VNAB (de vereniging die voor de beursmakelaars en beursverzekeraars de coassurantiemarkt faciliteert), het Verbond van Verzekeraars en Adfiz (de vereniging voor onafhankelijk financieel adviseurs) richtlijnen omtrent de continuatie van (groot)zakelijke verzekeringen. De redactie van Findinet dook in de tumultueuze aanloop naar deze afspraken en vroeg aan de direct betrokkenen of de problemen dankzij de nieuwe richtlijnen zijn opgelost. Deze problemen spelen vooral in een harde/krappe verzekeringsmarkt en zijn zeker niet nieuw.

Wat gebeurt er in een krappe markt?
Want ter achtergrond: normaal gesproken verloopt het proces rond de onderhandelingen over de jaarlijkse poliscontinuatie van beurspolissen redelijk overzichtelijk. Als het rendement op beleggingen redelijk is (en eventuele verliezen op ‘schade’ enigszins kan compenseren), is de concurrentie tussen beursverzekeraars groot. En bij veel aanbod van verzekeringsdekking is er sprake van een zachte markt, waarin de beursmakelaars het voor het kiezen hebben. Slechte resultaten van beursverzekeraars leiden daarentegen vaak tot krapte op de verzekeringsmarkt. Ervaringen uit het verleden leren dat beursmakelaars in eerdere krappe marktomstandigheden talrijke opzeggingen van beursverzekeraars ontvingen. Makelaars gingen dan vervolgens – net als momenteel het geval is – vervangende dekking zoeken bij de resterende partijen. Beursmakelaars doen er doorgaans verstandig aan om de klanten en de verzekeringsadviseurs meteen te informeren over de in het najaar ontvangen opzeggingen, maar daarmee werd, in elk geval in voorgaande krappe markten, regelmatig gewacht tot op het moment dat ongewijzigde continuatie kon worden aangeboden namens andere verzekeraars. Maar als dat de beursmakelaar niet lukte, dan moest deze de klant of diens assurantieadviseur later in het jaar melden dat ongewijzigde continuatie helaas niet was gelukt. En vlak voor Kerst en Oud en Nieuw was het voor de tussenpersoon of klant dan vaak niet meer mogelijk om snel ergens adequate dekking te vinden. Het zal niemand verbazen dat dit alles in de eerdere krappe markten leidde tot een enorme drukte, stress en chaotische taferelen.

Eind 2019 ‘extreem druk’
Zijn de omstandigheden van de laatste twee jaar daarmee te vergelijken? Ook in het laatste kwartaal van 2019 was de druk op medewerkers van makelaarskantoren en verzekeraars ‘extreem hoog’, reageert Rob ter Mors, directeur van de VNAB. Een belangrijke oorzaak daarvoor was volgens Ter Mors dat verzekeraarsleden vorig jaar de makelaarsleden relatief laat over opzeggingen en de nieuwe voorwaarden voor de polisverlenging. Die aangescherpte voorwaarden (zoals premieverhogingen) en opzeggingen waren vooral het gevolg van de veelbesproken ‘verhardende verzekeringsmarkt’. Volgens de VNAB-directeur heeft dat weer te maken met de verliezen die verzekeraars in de afgelopen jaren leden op hun zakelijke portefeuille, in het bijzonder de co-assurantieportefeuille. In 2019 verschoof daardoor de marktmacht meer richting beursverzekeraars, aldus Iwanna de Jonge, woordvoerder van het Verbond van Verzekeraars. In de praktijk betekende dat: het tamelijk massaal opzeggen van lopende contracten. Zeer abrupt verdween er capaciteit uit de markt, werden voorwaarden strenger en de premies (veel) hoger. Daarnaast zag Joerie van Looij, woordvoerder van Adfiz (waar ook makelaars lid van zijn), dat verzekeraars in de onderhandelingen over de continuatie hogere eigen risico’s (in sommige gevallen fors hoger) eisten als voorwaarde om tot een resultaat te komen. Ook komt de tekening op de beurs vaak niet voor 100% rond, aldus Van Looij. ‘Zestig procent dekking in het nieuwe verzekeringsjaar is helaas geen uitzondering.’

Laat met prolongatie
Beursmakelaars (en indirect) hun klanten konden niet voorbereiden op de plotselinge aanpassingen die werden geëist door beursverzekeraars. ‘Ze werden er door verrast’, blikt Verbonds-woordvoerder De Jonge terug. De beursmakelaars waren genoodzaakt premieverhogingen en aanscherpingen te accepteren, of bleken in sommige gevallen vlak voor het einde van het jaar geen of onvolledige verzekeringsdekking te hebben voor poliscontinuatie per ultimo 2019 of begin 2020. Dit gold volgens De Jonge met name voor bedrijven in enkele specifieke branches, zoals recycling, voedselindustrie ten aanzien van brandverzekeringen en voor aansprakelijkheidsdekking meer algemeen. De Jonge: ‘Daar kwam bij dat verzekeraars en beursmakelaars vorig jaar, zoals gewoonlijk, laat begonnen met het prolongatieproces in de veronderstelling dat de makelaar uiteindelijk verzekeringsdekking zou weten vinden tegen gunstigere condities.’ In de praktijk betekent ‘laat’ voor verzekeraars en beursmakelaars: in de loop van het vierde kwartaal.

NARIM boos op VNAB
In 2019 was het dus weer eens raak. Toch wel enigszins geschrokken hebben beursverzekeraars en beursmakelaars richtlijnen en uitgangspunten opgesteld die dergelijke stressvolle en chaotische taferelen moeten voorkomen als de continuaties voor ultimo 2021/januari 2022 aan de beurt zijn. Het Verbond, de VNAB en Adfiz hebben de richtlijnen (die overigens niet bindend zijn) inmiddels met de markt gedeeld. Adri van der Waart, voorzitter van de NARIM (risk- en verzekeringsmanagers die werken bij verzekerde ondernemingen) vindt dat veel teveel lange termijn. Het urgente probleem omtrent de onzekerheid rond poliscontinuatie ligt er volgens hem nu. ‘Ook dit jaar wordt de prolongatie (extra) onder druk gezet door de verhardende markt en is tijdigheid ver te zoeken.’ De NARIM-voorzitter suggereerde dat overeenstemming over nieuwe richtlijnen zou zijn vertraagd, waardoor deze pas in oktober konden worden gepresenteerd. Eerder al liet Van der Waart publiekelijk weten ‘zwaar teleurgesteld te zijn’, onder meer over de VNAB. ‘Er is gerekt en gerekt waardoor velen van ons nu met hun renewals onder grote tijdsdruk staan.’ En dus door de tijdsdruk opnieuw akkoord moeten gaan met de gewijzigde continuatievoorstellen.

Ter Mors is verbaasd over de kritische houding van de NARIM. ‘Wij hebben als VNAB zelf het initiatief genomen tot de richtlijnen. Met welke redenen zouden we dan het opstellen ervan en de publicatie gaan vertragen? Daarnaast hebben we de NARIM uitgenodigd voor de evaluatie in februari volgend jaar en zij hebben de uitnodiging geaccepteerd.’ Ter Mors zegt het beter te vinden om op basis van een concrete analyse de problemen aan de orde te stellen. ‘Je kunt dan ruim op tijd voor de volgende prolongatie acties uitzetten. Voor de lange termijn levert dit veel meer op. Voor de prolongatie die nu loopt is het aan de marktpartijen om oplossingen te vinden voor de verzekerden waar dat nog nodig voor is.’

Hoe gaat het dit jaar?
In afwachting van de daadwerkelijke start van de richtlijnen volgend jaar, lijkt het prolongatieseizoen van dit jaar nog niet direct beter te verlopen. Van Looij (namens adviseurs van Adfiz) betoogt dat niet meehelpt dat er nu soms gewoon geen markt is en er dan nergens een vervangende offerte meer te vinden is. ‘Je kunt dan niet bij een andere verzekeraar terecht kunt, omdat die nu ook geen capaciteit wil aanbieden, bepaalde bedrijfstakken niet meer wil dekken en bovendien zijn handen vol heeft aan zijn eigen prolongaties.’ Ook hoort Adfiz veel klachten over de bereikbaarheid van verzekeraars die door corona veel thuiswerken.

En komen beursverzekeraars dit jaar eerder met continuatievoorstellen over de brug? Ter Mors (VNAB) geeft aan dat er dit jaar al verbetering merkbaar moet zijn geweest. Hij stelt dat beursverzekeraars in 2020 de beursmakelaars eerder hebben geïnformeerd over de eisen ter zake van de continuatie. ‘Er is dus meer tijd om de verzekeringsnemers te informeren en op zoek te gaan naar oplossingen.’ Van Looij ziet opzeggingen wel eerder verschijnen maar de continuatievoorwaarden van verzekeraars komen volgens hem nog steeds te laat. Ook Van der Waart (NARIM) merkt geen verbetering: nieuwe voorwaarden c.q. premieverhoging worden volgens hem ook nu weer laat aan de verzekerde partijen gemeld. ‘Als de continuatievoorwaarden niet passend of eigenlijk niet acceptabel zijn, dan is er weinig ruimte voor alternatieve keuzes en wordt het zoiets van slikken of stikken.’

Het Verbond vindt echter dat ook de verzekerde eindklant wel wat steken heeft laten vallen, onder meer op het vlak van risicomanagement en schadepreventie. Woordvoerder Iwanna de Jonge: ‘Als de (preventie) huishouding van een bedrijf niet op orde is en er worden geen stappen genomen het risico te verbeteren en de kans op schade te verminderen dan neemt de risicobereidheid van verzekeraars af.’ In de ‘zachte’ markt van de laatste 10-15 jaar kwamen ondernemingen daar vaak nog wel mee weg. De Jonge legt uit dat In de afgelopen jaren verzekeraars vaak vlak voor de prolongatiedatum (meestal 31 december) toch door de knieën gingen en onder druk van de beursmakelaars alsnog akkoord gingen met ongewijzigde continuatie of risicodekking boden tegen zachtere voorwaarden.

Wat staat er in de richtlijnen?
Nu liggen er dan de nieuwe richtlijnen voor de prolongatie en dringt de vraag zich op of de coassurantiemarkt er echt beter door gaat functioneren. Beursverzekeraars nemen zich voor om generieke uitsluitingen (bijvoorbeeld een gehele bedrijfstak) zoveel mogelijk te voorkomen door hun prolongatiestrategie zoveel mogelijk voor of in september met de beursmakelaar te bespreken. Reeds bij opzegging maakt de verzekeraar voortaan duidelijk welke aanpassing(en) hij voorstelt of op z’n minst de contouren ervan. De nieuwe richtlijnen voor de makelaars richten zich vooral op het sneller verwerken van opzeggingen binnen de coassurantiemarkt. Uit de wat moeizaam geformuleerde tekst kan worden opgemaakt dat beursmakelaars het voornemen hebben om alle verzekeraars van een polis te betrekken bij het overleg dat voor de continuatie noodzakelijk is als gevolg van een van één van hen ontvangen opzegging. Uit het richtlijnendocument blijkt niet dat er voor hen sprake is van een concreet voornemen om de verzekerden of de namens hen optredende intermediairs prompt te informeren over het feit dat er opzeggingen zijn ontvangen en wat het continuatievoorstel behelst. Wel is er een zin opgenomen dat voor makelaars en verzekeraars ‘tijdigheid van communicatie van belang is om bij opzeggingen, premieverhogingen of preventiemaatregelen, afstemming met de verzekerden te zoeken’.

Communicatie naar verzekerde
Dreigt met deze enigszins wollige passage vrijblijvendheid voor beursmakelaars (en -verzekeraars) en onzekerheid bij de zakelijke klant? Deze vraag is relevant, mede gelet op de verontruste geluiden (‘slikken of stikken’) vanuit de NARIM. VNAB-directeur Rob ter Mors geeft desgevraagd op dit punt aan dat ‘tijdige communicatie richting de verzekerde uiteraard een belangrijke rol speelt’. De beursmakelaar is volgens hem de regisseur in het proces en de spin in het web richting verzekeraar en verzekerde. Daarnaast is er op het vlak van tijdige communicatie ‘geen gebrek aan gevoel van urgentie’ bij de makelaars en verzekeraars, aldus Ter Mors. Van Looij benadrukt namens Adfiz dat de richtlijnen in eerste instantie betrekking hebben op de samenwerking tussen verzekeraar en makelaar. Dat neemt volgens hem niet weg dat deze partijen ‘een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben om bijtijds aan te geven als er wijzigingen zijn en wat het continuatievoorstel is, zodat de makelaar, adviseur en klant de tijd en mogelijkheid hebben om dekking te vinden’. Ook het Verbond kiest voor een dergelijke uitleg.

‘Niet alles op 1 januari’
Adfiz en de NARIM erkennen in een reactie aan Findinet dat er in de laatste maanden van het jaar teveel werk op de makelaar afkomt en dat het daarom goed is dat de verzekeraar eerder met aanpassingsvoorstellen komt. Zij vragen zich echter ook af of verzekeraars, makelaars en verzekerden niet te krampachtig vasthouden aan de datum ‘1 januari’. Adfiz-woordvoerder Joerie van Looij stelt dat ‘we moeten proberen om dat anders te regelen’. Verder moet uitstel volgens hem bespreekbaar zijn: ‘Houd het risico een kwartaal langer in dekking tegen de huidige voorwaarden en zoek samen een passende oplossing voor die klant’. NARIM-voorzitter Van der Waart signaleert dat zowel verzekeraars als makelaars en verzekerde klanten blijkbaar moeite hebben om af te stappen van het idee dat de ingangsdatum van een polis altijd gelijk moet lopen met het kalenderjaar. ‘Dat kan natuurlijk anders, maar dat vraagt beweging bij alle partijen.’

Meer maatwerk
Een ander belangrijk voornemen dat zowel beursverzekeraars als -makelaars in de richtlijnen uitspreken is het zoveel mogelijk leveren van maatwerkoplossingen. Verzekeraars moeten ‘specifieke omstandigheden in een segment of individuele onderneming en het gedrag van de betreffende ondernemer in de overwegingen meenemen’. De makelaars hebben de verantwoordelijkheid om de informatie over de klant te verzamelen. Het gaat dan onder meer om ‘de status van de preventiemaatregelen die eerder zijn afgesproken, is de informatie over de inspecties up-to-date en compleet, zijn er extra inspecties nodig?’ Hoewel dit niet in de richtlijnen staat vermeld, geeft Van Looij (Adfiz) aan dat risicodragers wel voornemens zijn elkaars inspecties gaan accepteren, voor zover deze actueel zijn. Hij is verder blij met meer ruimte voor maatwerk. ‘We moeten als sector niet willen werken met generieke uitsluitingen of opzeggingen, maar kijken naar het specifieke bedrijf. En we moeten bedrijven duidelijkheid en zekerheid bieden zodat de gevraagde investeringen in preventie reëel en uitvoerbaar zijn.’

Evaluatie en de harde markt
In februari 2021 zal het continuatieseizoen 20/21 worden geëvalueerd om ‘daaruit lessen te trekken voor de toekomst’ zegt Iwanna de Jonge namens het Verbond. Deze prolongatie verloopt (nog steeds) tegen de achtergrond van de harde markt. Dat kan volgens Van der Waart (NARIM) niet voldoende benadrukt worden. Hij hekelt in dit verband ‘het gebrek aan partnerschap’ vanuit verzekeraars. ‘Ondanks de ernstige gevolgen van de Covid-pandemie voor bedrijven, vragen verzekeraars extreme premies.’ Gezien de langdurig zachte markt zijn hogere premies volgens hem op zichzelf niet gek, maar dat wordt verwezen naar de pandemie om de schadereserves aan te vullen vindt hij ‘niet helemaal eerlijk’, zeker niet voor Nederland omdat daar nauwelijks schade is gedeclareerd. ‘De in Nederland gevestigde kantoren van internationale verzekeraars zijn daardoor met handen en voeten gebonden, maar niet met ons, hun klanten.’ Met andere woorden: waarom moeten Nederlandse verzekeraars de rekening betalen voor elders geleden verliezen? De capaciteit daalt door dit alles ziet ook Van Looij (Adfiz). Daarnaast moet volgens hem rekening worden gehouden naar de impact van Solvency 2. ‘Als het gebrek aan capaciteit voortkomt uit boekhoudregels, dan moet de overheid in deze bijzondere tijd misschien eens garant gaan staan voor enkele voorzieningen. De premies betaalbaar houden is immers een belangrijke voorwaarde voor ondernemers die zich uit de crisis willen ondernemen.’

Het Verbond erkent dat er zeker zeer grote verhogingen zijn in enkele specifieke markten of bedrijven, maar volgens De Jonge is de gemiddelde premieverhogingen genuanceerder, zeker ook in internationaal perspectief. Daarnaast zijn er volgens haar geen aanwijzingen dat capaciteitsdaling (en dus prijsverhoging) voortkomt uit Solvency 2-regels. ‘Deze komen meer uit ontwikkelingen op de internationale herverzekeringsmarkt en dan met name verwachtingen van claims door cyber, Covid en catastrofes wereldwijd hebben invloed op en aangeboden capaciteit.’

De harde markt richt, samen met de mogelijke gevolgen van Covid en Solvency 2, nadrukkelijk de ‘spotlight’ op de communicatie over opzeggingen tussen verzekeraar en makelaar en tussen makelaar en verzekerde klant of zijn assurantieadviseur. Juist in een harde markt is snelle communicatie een cruciale factor voor voldoende verzekeringsdekking en het bieden van continuïteit. Dat zal dan ook een belangrijk item worden in de evaluatie volgend jaar.

GEEN REACTIES