Verplichtstelling biedt slechts deels bescherming tegen leegloop fondsen

Ondanks de verplichtstelling komt de instroom in een pensioenfonds met een negatief vermogen onder druk te staan, zeker als het gaat om kleinere fondsen

Dit schrijft de SER in de Mactro-economische verkenning van april 2013.

Eén van pijlers van het systeem was de gedachte dat door de risicodeling tussen generaties

een beter resultaat kon worden bereikt. Dat komt vooral doordat jongeren beter in staat

zijn om beleggingsrisico’s op te vangen dan ouderen.

Risicodeling tussen generaties werkt echter niet als het gaat om het opvangen van macroeconomische risico’s. Macro-economische risico’s treffen alle huidige generaties tegelijk. Als de beurskoersen dalen, hebben alle generaties die nu in het pensioenfonds deelnemen daar last van. Het risico van de een valt dus niet weg tegen het risico van de ander.

Risicodeling met toekomstige generaties brengt forse welvaartsvoordelen met zich mee. Het gaat dan om generaties die nu nog niet aan het pensioenfonds deelnemen. De beste pensioenresultaten kunnen worden bereikt door mee- en tegenvallers op financiële markten deels naar hen door te schuiven. Dat werkt het best als de huidige generaties een buffer hebben aangelegd, waarop het fonds kan interen als zich een tegenvaller aandient. Als er geen buffer is, dan ligt dat veel moeilijker. Door in te teren zou de buffer dan immers negatief worden en nieuwe deelnemers zouden het fonds met een onbetaalde rekening uit het verleden betreden.

Verplichtstelling

In theorie is het geen probleem dat nieuwkomers een onbetaalde rekening aantreffen, omdat deelname verplicht is via de verplichtstelling. In de praktijk zijn hier echter twee beperkingen. Allereerst krimpen sommige pensioenfondsen puur vanwege een slinkende werkgelegenheid in hun sector. De mogelijkheden om lasten door te schuiven nemen dan snel af. Ten tweede komt ondanks de verplichtstelling de instroom in een pensioenfonds met een negatief vermogen vroeg of laat onder druk te staan, zeker als het gaat om kleinere fondsen. Zo zullen werkgevers trachten naar een andere CAO over te stappen of hun eigen ondernemingspensioenfonds op te zetten. De verplichtstelling biedt slechts deels bescherming tegen de leegloop van een pensioenfonds met een negatieve buffer.

Buffers verdwenen

Het probleem is nu dat buffers zijn verdwenen. En buffers die eenmaal weg zijn, komen ook niet eenvoudig meer terug. Pensioenfondsen staan met de rug tegen de muur. Vanwege het uitgangspunt in het bestaande pensioencontract van nominale zekerheid, zullen zij minder risicovol moeten beleggen. Dat is slecht voor jongere generaties. Bovendien wordt het opgebouwde pensioenvermogens steeds groter ten opzichte van het inkomen van toekomstige premiebetalers, waardoor het moeilijker wordt tegenvallers te verhalen op toekomstige generaties.

Het nieuwe pensioencontract

In het nieuwe pensioencontract worden belangrijke stappen gezet om deze problemen op te lossen. Weliswaar wordt het vermogen niet expliciet toegedeeld aan generaties, maar het contract is geleidelijk aan zo geëxpliciteerd dat de aanspraken van iedere generatie kunnen worden bepaald. Dat draagt bij aan het herstel van het vertrouwen. Het ligt in de rede dat dit proces van explicitering de komende jaren verder zal gaan. Daarnaast draagt het nieuwe contract bij aan een grotere weerbaarheid van het pensioensysteem tegen schokken op de financiële markten. Pensioenrechten zijn expliciet voorwaardelijk. Dit biedt mogelijkheden om het pensioensysteem stabieler te maken.

De overgang naar het nieuwe contract maakt het wenselijk om oude aanspraken in te varen in het nieuwe contract. Pensioenfondsen zien op tegen de hieraan verbonden risico’s. Dit kan een ongewenste barrière vormen om de overstap te maken naar het nieuwe, stabielere pensioencontract. De overheid moet haar verantwoordelijkheid nemen door deze barrière zo veel mogelijk langs wettelijke weg te slechten.

GEEN REACTIES