VAR wordt Buitengewoon Gecompliceerde Last voor zzp-ers

De VAR die nu een jaar lang voldoet voor de omschreven werkzaamheden wordt vervangen door een elke keer op te vragen BGL als een opdracht onder andere omstandigheden wordt verricht.

Het kabinet heeft het wetsvoorstel Wet invoering ‘Beschikking geen loonheffingen’ (BGL) ingediend bij de Tweede Kamer. De BGL gaat de VAR vervangen.

Een VAR is een uitspraak op basis van verwachtingen over de kwalificatie van de inkomsten voor de inkomstenbelasting. Er bestaan vier verschillende VAR’s, waarvan alleen de VAR-wuo en VAR-dga een opdrachtgever vrijwaren van het betalen van loonheffingen.

Een BGL geeft alleen aan dat een opdrachtgever geen loonbelasting en premie volksverzekeringen hoeft in te houden en af te dragen op de inkomsten van de opdrachtnemer en over die inkomsten geen premies werknemersverzekeringen verschuldigd. De aanvraag leidt tot een BGL of een afwijzing BGL. Er wordt geen uitspraak gedaan over de aard van de inkomsten voor de inkomstenbelasting. Het voornemen is om de weging die leidt tot een BGL of een afwijzing BGL transparant te maken.

De praktijk

Een opdrachtnemer vult een vragenset in die op zijn situatie betrekking heeft. De vragen zijn gebaseerd op wetgeving en jurisprudentie. De webmodule is interactief. Dat wil zeggen dat deze zo is gebouwd dat veel vervolgvragen voortborduren op een eerder gegeven antwoord en dat waar mogelijk vragen worden overgeslagen. De gemiddelde invultijd voor een opdrachtnemer is 20 minuten voor een vragenset als hij de benodigde informatie (zoals DigiD en inschrijving van de kamer van Koophandel) bij de hand heeft.

Het kabinet geeft aan dat een BGL een hulpmiddel is bij twijfel. Het is niet verplicht een beschikking aan te vragen. “In veel gevallen is de aard van de arbeidsverhouding evident, en dan ligt het aanvragen van een BGL niet voor de hand.”

Ook wekt het kabinet de indruk dat een opdrachtnemer in de regel met één BGL kan volstaan voor al zijn opdrachtgevers en voor al zijn opdrachten.

“Dat is alleen anders als hij verschillende soorten werkzaamheden verricht, waardoor deze niet onder één noemer te scharen zijn, of als hij zijn werkzaamheden onder verschillende condities verricht.”

Adder

Hier steekt de adder onder het gras. De opdrachtnemer (zzp-er) moet er wel volledig van overtuigd zijn dat alle omstandigheden van de ene opdracht precies gelijk zijn aan een voorgaande waarvoor een beschikking is afgegeven. Bij de ene opdrachtgever zullen de voorwaarden verschillen van een andere al zijn de werkzaamheden hetzelfde. En soms zijn bij dezelfde opdrachtgever de voorwaarden voor de ene ‘klus’ anders dan voor een andere. Het is aan de zzp-er om in te schatten hoe de Belastingdienst daar tegenover staat. Vraagt hij voor een bepaalde opdracht geen nieuwe BGL aan en is de fiscus van mening dat dat wel had gemoeten, dan is het kwaad geschied.

Het zou niet verbazen als de praktijk wordt dat een ondernemer om alle risico’s te vermijden telkens opnieuw een beschikking aanvraagt. Hij maakt dan wel vrienden bij de Belastingdienst, maar ongetwijfeld niet bij de opdrachtgever die keer op keer de stellingen op de BGL moet controleren en accorderen.

De opdrachtgever is namelijk medeverantwoordelijk. Deze moet voldoen aan de voorwaarden met betrekking tot de arbeidsrelatie om volledig gevrijwaard te worden van het inhouden en afdragen van loonbelasting en premie volksverzekeringen en werknemersverzekeringen. De kern van de voorwaardelijke vrijwaring zit in het volgende. De opdrachtnemer heeft in zijn aanvraag voor een BGL antwoord gegeven op vragen uit zijn vragenset. Een aantal van die antwoorden (die op omstandigheden en condities van de werkzaamheden zien) staan als ‘stelling’ afgedrukt op de BGL. Als een opdrachtgever de BGL aanneemt dan verifieert hij of de stelling(en) overeenkomen met de manier waarop hij en de opdrachtnemer de werkzaamheden zijn overeengekomen. Alleen als de stellingen overeenkomen met de feitelijke wijze waarop wordt gewerkt dan geniet de opdrachtgever volledige vrijwaring voor de loonheffingen.

Raad van State: onduidelijk welk probleem de wet beoogt op te lossen

De Raad van State concludeert dat onduidelijk is welk probleem het voorstel beoogt op te lossen. “Reden daarvoor is dat schijnzelfstandigheid met het oogmerk ondernemersfaciliteiten in de inkomstenbelasting deelachtig te worden door dit voorstel niet adequaat wordt bestreden. De aanzuigende werking van de voordelen van ondernemersfaciliteiten geldt net zo goed onder de voorgestelde regeling als onder de bestaande.

De omvang van het probleem is evenmin duidelijk. Deze zou best eens veel kleiner kunnen zijn dan gedacht. Voorts gelden de argumenten van niet zo lang geleden om de opdrachtgever te vrijwaren van loonheffing, namelijk om werk voor zzp-ers te bevorderen, in de huidige moeilijke arbeidsmarkt eens te meer. Ten slotte komt in een thans lopend interdepartementaal beleidsonderzoek onder meer de fiscale positie van werkenden op de arbeidsmarkt, waaronder zzp-ers, integraal aan de orde. In dat

licht is het voorstel prematuur.

De Raad van State komt tot de slotsom dat “het voorstel in verband met het vorenstaande nader

dient te worden overwogen”, ofwel dat het niet moet worden ingediend.

Wiebes niet onder de indruk

Hoewel de Raad van State de vingers op vele zere plekken legt, blijkt staatssecretaris Wiebes van Financiën niet te vermurwen. In tegenstelling tot het hoogste adviescollege is hij van mening een goed instrument gevonden te hebben om de schijnzelfstandigheid te lijf te gaan. Hij gaat in zijn commentaar er volledig aan voorbij dat hij de dagelijkse werkzaamheden van de zelfstandige op een onverantwoorde manier gaat bemoeilijken. Niet alleen in het tijdsbeslag dat de invulling van een beschikkingsverzoek neemt, maar ook door het feit dat dit telkens terugkerende ‘gezeur’ de relatie tussen opdrachtgever en zzp-er onder druk kan zetten.

GEEN REACTIES