Standaardproducten niet wenselijk, maar ze komen er toch

AFM en ACM zien de toegevoegde waarde van standaardproducten niet, integendeel, maar Dijsselbloem wil toch een pilot in de zzp-derde pijler sfeer.

Het ministerie van Financiën overwoog in juli 2014 een pilot te starten met betrekking tot standaardproducten. Onder een standaardproduct verstaat het ministerie ‘een product waarvan alle productvoorwaarden, behalve de prijs zijn voorgeschrevenEen standaardproduct moet daarom in principe door alle aanbieders in een bepaalde markt worden aangeboden in aanvulling op het bestaande aanbod.”

Het opleggen van een standaardproductplicht aan financiële instellingen zou drie doelen kunnen dienen:

1) het stimuleren van de concurrentie en daarmee het goede functioneren van de markt;

2) het sturen van keuzes in een maatschappelijk gewenste richting;

3) het tegengaan van onderconsumptie.

De toezichthouders ACM en AFM hebben onderzocht of die doelen gehaald kunnen worden. Het antwoord uit die onderzoeken is duidelijk: nee, dat zal niet het geval zijn.

ACM: geen positief effect op marktwerking, wel verstoring keuzeproces

De Autoriteit Consument en Markt ziet de bui al hangen: Aanbieders zullen ‘strategisch gedrag’ vertonen om de afzet van het standaardproduct te minimaliseren, vanwege de potentieel kleinere marge. Daarnaast stelt de ACM dat standaardproducten een extra product toevoegen aan het aanbod. Hierdoor moeten consumenten meer producten vergelijken, waardoor ze mogelijk minder prijsgevoelig worden.

Het standaardproduct kan eventueel wel de gevolgen onderconsumptie, beperken, maar dit kan vervolgens ook leiden tot een verstoring van het keuzeproces van consumenten. Consumenten kunnen zich bijvoorbeeld enkel gaan richten op het standaardproduct terwijl een andere productvariant meer geschikt zou zijn voor hun situatie. Om deze reden lijken andere maatregelen volgens de ACM meer voor de hand te liggen. Zoals het versimpelen en standaardiseren van productinformatie of het introduceren van fiscale prikkels om consumenten een bepaald(e) product(variant) aan te laten schaffen.

AFM: geen bewustere keuzes

De AFM beschrijft in haar onderzoeksstudie hoe consumenten (financiële) informatie verwerken en keuzes maken. Vaak maken ze geen beredeneerde keuzes, maar snelle en deels onbewuste keuzes op basis van intuïtie. De uitkomsten hiervan hoeven niet per se een probleem te zijn. Daar waar er mogelijk een probleem is, zijn diverse bestaande interventies mogelijk.

De AFM vindt in diverse onderzoeken dat de meerderheid van de consumenten nauwelijks producten, aanbieders of dienstverleners vergelijkt. Op basis daarvan verwacht de AFM dat het toevoegen van een standaardproduct aan het aanbod waarschijnlijk niet leidt tot meer vergelijking.

Standaardproducten zouden theoretisch wel effectief kunnen zijn als consumenten op grote schaal producten kiezen met onwenselijke kenmerken. Maar de AFM constateert in het toezicht op productontwikkeling geen problemen die productstandaardisatie rechtvaardigen.

In het geval dat mensen de producten die ze nodig hebben niet begrijpen, of als zij onvoldoende gemotiveerd zijn om een keuze te maken, kan een standaardproduct gepresenteerd als default – volgens de AFM – wel uitstelgedrag voorkomen en mogelijk onderconsumptie tegengaan. De AFM merkt hierbij wel op dat een presentatie van een standaardproduct als default sterke sturing betekent, en dat daarom sprake moet zijn van een groot probleem om overheidsingrijpen te rechtvaardigen.

Effectievere alternatieven

ACM en AFM dragen alternatieven aan om het keuzegedrag van consumenten te faciliteren. Dergelijke interventies kunnen, aldus de toezichthouders, effectiever en minder ingrijpend zijn dan de introductie van een standaardproduct.

Genoemd worden:

  • Standaardiseren van informatie, zoals het Verbond al doet in de vorm van productwijzers
  • Standaardkeuzes die niet voor alle consumenten hetzelfde hoeven te zijn, maar kunnen worden afgestemd op uiteenlopende consumentenvoorkeuren. Bijvoorbeeld bij een pensioenproduct de hoogte van de premie-inleg als percentage van het inkomen; en het risicoprofiel passend bij de tijdshorizon van de beleggingen, dus de leeftijd.
  • Vergelijkingssites het keuzeproces verbeteren.

 

Met zoveel woorden raden de toezichthouders het ministerie aan “om de blik te verbreden en verschillende interventies te vergelijken met die van standaardproducten.”

Reactie Dijsselbloem

“Ik volg dit advies”, zegt de minister in zijn brief aan de Tweede Kamer. Maar dan doelt hij alleen op het advies om alternatieven te onderzoeken. De argumenten waarom standaardproducten geen oplossing zijn, slaat hij daarentegen in de wind.

“De bevindingen van de ACM en de AFM overziend ligt het voor de hand focus aan te brengen in het pilotonderzoek door binnen de kaders van het derdepijlerpensioen een pilot met onder andere een standaardproduct op te zetten voor het pensioen van zelfstandigen. Op het gebied van vrijwillig opgebouwd pensioen is volgens (internationale) literatuur vaak sprake van onderconsumptie. In Nederland bouwen zelfstandigen in de derde pijler vrijwillig pensioen op. De AFM concludeert dat het standaardproduct vooral bij onderconsumptie van toegevoegde waarde kan zijn. Ook naar keuzegedrag in de pensioencontext en effectiviteit van interventies op het terrein van sparen voor pensioen is al veel onderzoek gedaan, meer dan naar arbeidsongeschiktheidsverzekeringen. Deze kennisbasis zorgt ervoor dat een pilotonderzoek op een goede manier kan worden ingericht en uitkomsten in potentie zinvoller zijn. Bovendien is meer kennis van obstakels bij pensioenopbouw in de derde pijler wellicht te generaliseren. Dat is geen primaire doelstelling, maar zou een nuttige nevenopbrengst van het pilotonderzoek zijn.

Om een goede pilot te realiseren, is het van belang aan te sluiten bij lopende trajecten. Zo wordt er thans ook in het kader van het IBO-zelfstandigen nagedacht over de pensioenvoorziening van deze groep. Ik zal uw Kamer met het oog daarop informeren over de invulling van de pilot, nadat u het IBO-rapport ontvangen heeft.”

Wordt dus vervolgd.

GEEN REACTIES