Schaf doorsneepremie af: goed onderbouwd pleidooi CPB

Het CPB komt met onweerlegbare bezwaren tegen en alternatieven voor de doorsneepremie en schetst de luidruchtige opstelling van de korte termijn verliezers.

Vanaf pagina 19 in de Macro Economische Verkenning (MEV) 2015 geeft het Centraal Planbureau haar visie op het pensioenstelsel. Onder de veelzijdige verwijzing naar Elsschot ‘want tussen droom en daad staan wetten in de weg en praktische bezwaren’ geeft het CPB zowel de weerbarstigheid als de noodzaak van hervormingen aan.

Voor de weerbarstigheid noemt het CPB drie factoren:

"Ten eerste geeft een goede voorbereiding hervormingen meer kans van slagen. Een goede voorbereiding anticipeert op juridische en uitvoeringstechnische problemen en beperkt zo het risico dat een hervorming bij de implementatie vastloopt.

Ten tweede is een analyse van winnaars en verliezers van belang. Hervormingen renderen pas na enige tijd. Over het algemeen is wel helder wie op korte termijn de verliezers zijn en deze zijn daarom relatief luidruchtig en invloedrijk.

In de derde plaats is daarom de vormgeving van een faire transitiefase die verliezers (deels) compenseert belangrijk. Zeker bij hervormingen waar impliciet of expliciet verworven rechten in het geding zijn, kan constructie van een overgangsregeling die de pijn in de tijd en over groepen spreidt, de nodige hoofdbrekens kosten."

Doorsneesystematiek

"Bij de doorsneesystematiek betaalt iedereen dezelfde premie en krijgt iedereen dezelfde opbouw (in % van het pensioengevend loon). Deze systematiek leidt tot herverdeling, doordat verschillen in beleggingshorizon tussen jong en oud en verschillen in levensverwachting worden genegeerd. Vanwege het verschil in beleggingshorizon zou de premie voor jongeren lager moeten zijn dan voor ouderen, of het opbouwpercentage hoger.

Vanwege het verschil in levensverwachting zou de premie voor laagopgeleide mannen met gemiddeld een lage levensverwachting lager moeten zijn dan die voor hoogopgeleide vrouwen met gemiddeld een hoge levensverwachting. De doorsneesystematiek leidt tot herverdeling tussen deelnemers, met name bij onvolledige opbouw, bijvoorbeeld wegens een overstap naar zelfstandig ondernemerschap. Dit kan een rem zetten op arbeidsmobiliteit.

Doordat premie en opbouw van rechten niet op elkaar aansluiten, is eventuele invoering van keuzevrijheid in het huidige systeem bovendien moeilijk."

Alternatieven

"Er zijn verschillende alternatieven mogelijk om de herverdeling tussen jong en oud, die het gevolg is van de doorsneesystematiek, te elimineren.

Mogelijke alternatieven zijn:

1) Progressieve premies, met een doorsneeopbouw en een premie die toeneemt met de leeftijd van de deelnemer.

2) Degressieve opbouw, met een doorsneepremie en een opbouw die afneemt met de leeftijd van de deelnemer.

3) Rendementsindexatie, met een hogere of meer zekere indexatie in ruil voor een lagere initiële opbouw.

4) Individuele rekeningen, waarop het opgebouwde vermogen gelijk is aan de gestorte premie en de behaalde nettorendementen.

De herverdeling die ontstaat doordat in de pensioenopbouw geen rekening wordt gehouden met verschillen in levensverwachting, is lastiger op te lossen. De herverdeling is kleiner naarmate de groep van deelnemers die langlevenrisico met elkaar deelt, meer homogeen is, maar de vorming van homogene groepen is praktisch gezien wellicht lastig. Een meer indirecte benadering is om gebruik te maken van de positieve samenhang tussen inkomen en levensverwachting. Er zijn pensioenregelingen bekend waarin laagbetaalden via een lagere franchise meer pensioenrechten krijgen zonder daar individueel extra premie voor te betalen (er gelden verschillende franchises voor de premie en de opbouw). Er zijn ook pensioenfondsen die een aparte regeling kennen voor hoge en lage inkomens om onderlinge kruissubsidies te voorkomen."

Overgangskosten

"Bij overgang op degressieve opbouw vervalt de subsidiestroom van jongeren naar ouderen. Het beleggingsrendement komt ten goede aan de generaties zelf. Er wordt vroeg in het leven veel vermogen opgebouwd, zodat volledig geprofiteerd kan worden van de beleggingshorizon. Bij afschaffing van de doorsneesystematiek vervalt de opslag op de premie die het gevolg is van de verkorte beleggingshorizon. De overgangskosten zijn gelijk aan de netto contante waarde van de opslag die vervalt. Deze bedraagt op termijn zo’n 8% van de jaarlijkse premies, de overgangskosten liggen in de orde van 100 mld euro aan pensioenrechten.

De transitie-effecten bij afschaffing van de doorsneesystematiek zijn fors, maar waarschijnlijk kleiner dan die van afschaffing van de VUT."

Compensatie

"Bij overgang op degressieve opbouw lopen de huidige werkenden pensioenopbouw mis. De transitieëffecten zijn het grootst voor werknemers rond middelbare leeftijd, in het midden van hun loopbaan.

De pijn van de transitie kan meer gespreid worden door werknemers (deels) te compenseren voor het verlies aan gesubsidieerde pensioenopbouw gedurende de tweede helft van de loopbaan. De compensatie kan worden gefinancierd uit een tijdelijke opslag op de premie of verlaging van de indexatie.

Volledig financieren van de transitiekosten uit de premie leidt tot fors of langdurig hogere premies. Gedeeltelijke financiering uit premies is zeker mogelijk, mede omdat de afschaffing van de doorsneesystematiek ruimte biedt om de premie te verlagen.

Financiering ten laste van de dekkingsgraad leidt tot minder indexatie in de toekomst, maar spreidt de overgangseffecten wel over veel generaties. Een combinatie van maatregelen (hybride variant) is ook denkbaar: niet volledig compenseren voor verlies aan rechten, tijdelijk hogere premies en het restant ten laste van de dekkingsgraad. Een looptijd van vijftien jaar voor een opslag op de premies is vergelijkbaar met die bij de VPL. Een opslag van 8% op de premie in een nieuw pensioenstelsel correspondeert met de vrijval van premie als gevolg van de verlenging van de beleggingshorizon bij afschaffing van de doorsneesystematiek, zodat de premie per saldo niet stijgt ten opzichte van het huidige niveau. De generatie-effecten van de afschaffing van de doorsneesystematiek zijn minder groot dan de effecten van onderdekking, die vooral leiden tot onvolledige indexatie."

Het pensioenstelsel moet veranderingen kunnen accommoderen

"Het Nederlandse pensioenstelsel is vlak na de oorlog opgebouwd. Nederland en de Nederlandse arbeidsmarkt zijn sindsdien sterk veranderd. De arbeidsmobiliteit is toegenomen, zowel tussen sectoren als tussen werknemerschap en zelfstandig ondernemerschap. Het pensioenstelsel moet deze veranderingen kunnen accommoderen.

Afschaffen van de doorsneepremie draagt daaraan bij. De transitiekosten naar een nieuwe systematiek zijn niet gering, maar moeten wel in perspectief worden geplaatst. De effecten van de afschaffing van de VPL waren van een vergelijkbare omvang en de gevolgen van de onderdekking zijn gemiddeld genomen aanzienlijk groter.

De effecten moeten ook worden afgewogen tegen de baten van het afschaffen van de doorsneepremie: minder herverdeling van jonge naar oude premiebetalers, minder rem op arbeidsmobiliteit en lagere premies op langere termijn omdat de inleg langer kan renderen. Daarmee is het stelsel doelmatiger en beter ingericht op de veranderende arbeidsmarkt.

Bovendien maakt het wegnemen van herverdeling die nu met de doorsneepremie gepaard gaat, een overgang op een toekomstbestendig pensioencontract gemakkelijker. Zo ontstaat uitzicht op een duurzaam pensioenstelsel."

GEEN REACTIES