RLI roept bedrijven op om milieurisico’s af te dekken

De Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur (RLI) vindt dat bedrijven met een hoog risico op milieuschade dat risico financieel moeten afdekken.

In Nederland is de kans op milieuschade klein, maar de milieueffecten van een calamiteit of een sanering kunnen groot zijn. Juist bij ongelukken met grote gevolgen is de schade lang niet altijd te verhalen op de veroorzaker. Regering en parlement overwegen de daarom de invoering van een wettelijke zekerheidsstelling voor milieuschade.

Op verzoek van staatssecretaris Mansveld van Infrastructuur en Milieu stelde de Rli een briefadvies op over de mogelijkheid van financiële zekerheidsstelling voor aansprakelijkheid bij milieuschade die ontstaat of aan het licht komt bij de bedrijfsbeëindiging van risicobedrijven (Brzo- en IPPC categorie 4-bedrijven). Daarbij heeft de raad ook gekeken naar de verzekerbaarheid van deze aansprakelijkheid. Bij het beoordelen van financiële zekerheidsstelling beschouwde de raad twee effecten: Verhaalbaarheid van kosten en de mate waarin bedrijven worden geprikkeld om milieuschade te vermijden

Ook moet rekening gehouden worden met de concurrentiepositie van de bedrijven. Uiteindelijk gaat het om een rechtvaardigheidsvraag: is het aanvaardbaar dat de samenleving, regelmatig moet opdraaien voor de schade die door een risicovol bedrijf is veroorzaakt? De raad vindt het een politiek-maatschappelijke keuze om te bepalen of hier sprake is van een probleem dat om een wettelijke regeling vraagt.

Belangrijkste aanbevelingen

Randvoorwaarden van een financiële zekerheidsstelsel zijn belangrijk

Indien het politiek-maatschappelijk gevoelen is dat de schade niet of minder bij de overheid of bij de samenleving terecht mag komen, ligt het voor de hand om na te gaan of er een financieel zekerheidsstelsel in de milieuregelgeving moet worden opgenomen. Dit stelsel moet er (a) op gericht zijn het totaalbedrag aan onverhaalbare schade te beperken, (b) mag er in ieder geval niet toe leiden dat de bestaande prikkels tot preventie afnemen en zou bij voorkeur de preventie van incidenten en het beperken van de gevolgen van incidenten juist moeten stimuleren. Verder moet (c) het stelsel rekening houden met de (internationale) concurrentiepositie van bedrijven en slim aansluiten bij internationale ontwikkelingen op het gebied van (Europese) regelgeving en instrumenten. Ten slotte moeten (d) de administratieve kosten voor de totstandkoming en implementatie van het stelsel proportioneel zijn.

De eventuele zekerheidsstelling zelf is belangrijk, de invulling ervan moet vrij te kiezen zijn

In de praktijk blijkt dat een verzekering, een van de vele vormen voor financiële zekerheidsstelling, niet in alle gevallen het juiste instrument is voor financiële zekerheid.

Naast een verzekering zijn er ook andere vormen van zekerheidsstelling mogelijk, zoals een concerngarantie, een bankgarantie, fondsvorming en een onderling waarborgfonds.

Uitsluitingsgronden kunnen de zekerheidsstelling ondermijnen

De raad merkt op dat uitsluitingsgronden kunnen worden opgenomen die de zekerheidstelling beperken. Polisvoorwaarden kunnen bijvoorbeeld clausules bevatten over nalatigheid en schuld en daarmee de zekerheid beperken. Dit moet bij het oordeel betrokken worden.

Verbond tevreden

Het Verbond van Verzekeraars zegt tevreden te zijn over het advies. Het Verbond leverde daar dit voorjaar input voor, net als vertegenwoordigers van VNO-NCW, VNCI, waterschappen en provincies.

Het Verbond: “Rode draad: voorkomen is beter dan genezen. Veel schade kan voorkomen worden door een correct vergunningenbeleid en goede handhaving – ook van de geldende normen. Ook is winst te behalen door gestapeld toezicht te voorkomen. Inspectiediensten moeten toezichtstaken met elkaar afstemmen en uitkomsten met elkaar delen.” Het Verbond is hierover in gesprek met de VNG en Inspectie SZW.

Geen van de partijen was tijdens de consultatie een groot voorstander van een verplichte verzekering, meldt het Verbond. “Wij zijn vooral tegen een acceptatieplicht. Verzekeraars moeten – alvorens een bedrijf te accepteren – vrij zijn om eisen te stellen aan preventie- en veiligheidsmaatregelen, zodat bedrijven ook worden gestimuleerd om een veilige werkomgeving te creëren. Bedrijven die zich daar niet aan houden, moeten door een verzekeraar kunnen worden geweigerd.”

GEEN REACTIES