Regels assurantiebelasting voor adviseurs niet eenvoudig

De Belastingdienst maakt het niet makkelijker met de toerekeningsregels voor directe beloning en servicevergoedingen.

In de praktijk heeft een fee of servicevergoeding meestal betrekking op verschillende producten c.q. verzekeringen, zodat het bedrag van de daarover verschuldigde assurantiebelasting niet zonder meer is vast te stellen. Daarom geeft de Kennisgroep Verzekeringsproducten toerekeningregels die gebruikt kunnen worden om de verschuldigde assurantiebelasting te berekenen.

Fee’s en servicevergoedingen die zijn betaald voor meer producten en verzekeringen gezamenlijk, zouden gesplitst kunnen worden op basis van de werkelijke tijd die per product en per verzekering is besteed aan de verrichte werkzaamheden. De tijd die is besteed aan de schadeverzekeringen die relevant zijn voor te berekenen en af te dragen assurantiebelasting in verhouding tot de in totaal bestede tijd, bepaalt dan over welk deel van fee of servicevergoeding assurantiebelasting is verschuldigd. Deze methode vereist een gedetailleerde tijdregistratie, maar daar voorziet in de meeste gevallen de administratie niet.

Forfaitaire toerekeningsregels

De Belastingdienst beschrijft een aantal toerekeningsregels die in beginsel naar vrije keuze kunnen worden toegepast.

Naar aantallen op klantniveau

Het is toegestaan de verschuldigde assurantiebelasting te berekenen door de fee of servicevergoeding toe te rekenen aan een of meer schadeverzekeringen die onder de assurantiebelasting vallen op basis van evenredigheid naar aantallen. Met andere woorden, het aantal relevante schadeverzekeringen in verhouding tot het totaal aantal producten en/of verzekeringen waarop de fee of servicevergoeding betrekking heeft, bepaalt welk deel daarvan tot de grondslag van de assurantiebelasting behoort.

Voor de vaststelling over welk deel van een servicevergoeding assurantiebelasting is verschuldigd, kunnen twee “aantal-methoden” worden gebruikt.

In de eerste plaats kan worden uitgegaan van de aantallen zoals die aan de orde zijn binnen het serviceabonnement op het eind van het aangiftetijdvak waarin de servicevergoeding tot de grondslag van de assurantiebelasting behoort.

In de tweede plaats kan worden uitgegaan van de aantallen binnen het serviceabonnement bij het begin van een aangiftetijdvak. Indien een serviceabonnement wordt gesloten, moet bij die methode worden uitgegaan van de aantalverhouding op het tijdstip van sluiten van het abonnement. Op die wijze kan bijvoorbeeld een bemiddelaar met zekerheid aan de klant assurantiebelasting in rekening brengen naar gelang deze de vergoeding voor het serviceabonnement moet voldoen. Bij de toepassing van deze methode is vereist dat uiterlijk na 12 maanden de relevante aantallen voor de daarop volgende periode(n) opnieuw worden vastgesteld. Deze termijn mag ook worden gehanteerd indien maand- of kwartaalaangiften worden gedaan.

Aantal-methode

Bij de toepassing van de "aantal-methode" wordt door middel van evenredigheid van getalseenheden bepaald over welk deel van een fee of servicevergoeding assurantiebelasting is verschuldigd. Uiteraard is dan van belang wat daarbij als een getalseenheid telt. Als een getalseenheid telt voor deze toerekeningregel alleen het hoofdproduct of de hoofdverzekering en niet de daarbij tevens overeengekomen producten of meeverzekerde dekkingen die relatief van ondergeschikt belang zijn. Als één getalseenheid tellen bijvoorbeeld:

  • een reguliere gemengde kapitaalverzekering
  • een arbeidsongeschiktheidsverzekering met premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid en/of een relatief beperkte uitkering bij overlijden
  • een oudedaglijfrente in combinatie met een nabestaandenlijfrente
  • een opstalverzekering met een glasverzekering
  •  een autoverzekering met inzittendenverzekering en/of rechtsbijstandverzekering
  • een inboedelverzekering met meeverzekerde bijzondere voorwerpen
  • een reisverzekering met verschillende dekkingen al dan niet met een annuleringsverzekering.

Hierbij is niet relevant of sprake is van een of meer polisnummers en een of meer polisbladen.

Hoofdverzekeringen die onderdeel uitmaken van een pakket verzekeringen, tellen uiteraard niet als één getalseenheid voor de toepassing van de toerekeningregel. Als een klant bijvoorbeeld een pakket heeft met een autoverzekering, een reisverzekering, een opstalverzekering en een inboedelverzekering, dan is voor de “aantal-methode” sprake van 4 verzekeringen.

Niet als getalseenheid tellen de "Van assurantiebelasting vrijgestelde situaties" zoals in paragraaf 6 van de brief is beschreven.

Het intermediairkantoor ook kiezen voor een toerekening:

naar premievolumes op klantniveau of

naar evenredigheid op kantoorniveau.

De Belastingdienst geeft voor elke systematiek een aantal voorbeelden.

GEEN REACTIES