Rechter maakt portefeuillerecht flinterdun

De uit het portefeuillerecht voortvloeiende rechten en plichten tussen verzekeraar en bemiddelaar betreffen de verzekering en niet de verzekerde.

Dat heeft het hof Leeuwarden nog eens duidelijk verwoord in een zaak waarin een medewerker van een failliet gegaan intermediairbedrijf gretig gebruik maakte van het in zijn bezit zijnde adressenbestand.

De portefeuille van Alcaris wordt overgenomen door een bemiddelingsbedrijf voor zo’n 700.000 euro. Alcaris behoorde tot een groep bedrijven waar een werknemer de beschikking had over het volledige klantenbestand van het bemiddelingsbedrijf. Die werknemer ‘begon voor zichzelf’ en ging de relaties uit dat bestand benaderen.

De koper van de portefeuille stelde deze handelwijze ‘niet op prijs’ en sommeerde de ex-werknemer geen gebruik meer te maken van de gegevens van de Alcaris-portefeuille.

Toen dat geen resultaat had ging de portefeuille-eigenaar de rechtbank die de ex-werknemer verbood de klanten verder te benaderden. De rechtbank redeneerde dat “het enkele benaderen van klanten van een concurrent in beginsel niet onrechtmatig is, maar dat het stelselmatig actief benaderen van klanten van met het oogmerk hen te bewegen de relatie met het bemiddelingskantoor te beëindigen en voortaan zaken te doen met de nieuwe adviseur onder omstandigheden wel onrechtmatig kan zijn. De omstandigheden van het geval rechtvaardigen het oordeel dat de ex-werknemer onrechtmatig heeft gehandeld.”

Een voor de hand liggend vonnis, lijkt dit op het eerste gezicht. Maar het hof denkt daar in hoger beroep heel anders over.

Het hof erkent dat een verzekeringsportefeuille een (in beginsel overdraagbaar) vermogensobject is, maar, gaat het hof dan verder: “De rechtbank ziet er echter aan voorbij dat het bij het portefeuillerecht gaat om de relatie tussen de tussenpersoon en de verzekeraar (vgl. artikel 4:102 Wft). Een verzekering die door bemiddeling van een tussenpersoon tot stand is gekomen of naar zijn portefeuille is overgeboekt behoort in de relatie tot de verzekeraar tot de portefeuille van de desbetreffende tussenpersoon. Uit dat portefeuillerecht vloeien rechten van de tussenpersoon jegens de verzekeraar voort (vgl. artikel 4:103 en 104 Wft). De verzekerde, wiens verzekering tot de portefeuille van de tussenpersoon behoort, is echter niet gebonden door het portefeuillerecht. Waar de verzekeraar een verzekering die tot de portefeuille van de ene tussenpersoon behoort niet zonder diens toestemming kan overboeken naar de portefeuille van een andere tussenpersoon, staat het de verzekerde zelf vrij om over te gaan van de ene tussenpersoon naar de andere. Het enkele feit dat een verzekerde de keuze maakt voor een andere tussenpersoon vormt dan ook geen inbreuk op het portefeuillerecht. De tussenpersoon die in dat geval de verzekerde accepteert maakt evenmin inbreuk op het portefeuillerecht. Het overnemen van klanten uit de portefeuille van [geïntimeerde] door [appellant] vormt dan ook geen inbreuk op het portefeuillerecht van [geïntimeerde], ook niet als dit op grote schaal is gebeurd. Van onrechtmatigheid is pas sprake indien [appellant] bij het overnemen van de verzekerden onzorgvuldig heeft gehandeld.”

(appellant is de ex-werknemer en geïntimeerde de bezitter van de portefeuille)

Het hof wil dat hierover geen misverstand kan bestaan en herhaalt nog eens verderop in het arrest:

“De slotsom is dat kan worden vastgesteld dat:

  •  [appellant] uit hoofde van zijn dienstverband met zijn vorige werkgever, en dus niet uit hoofde van een dienstverband met [geïntimeerde] of met een rechtsvoorgangster van [geïntimeerde], kon beschikken over het bestand;
  • [appellant] de in het bestand vermelde personen stelselmatig heeft benaderd met het oogmerk hun relatie met [geïntimeerde] te beëindigen en met hem, [appellant], in zee te gaan;
  • [geïntimeerde] schade lijdt (bestaande uit de verschuldigdheid van retourprovisie en/of het verliezen van aanspraak op provisie in de toekomst en daarmee met het verliezen van de mogelijkheid de door haar gedane investering terug te verdienen) wanneer klanten met verzekeringen uit de aan haar overgedragen portefeuille de relatie beëindigen.

Naar het oordeel van het hof kunnen deze omstandigheden ieder voor zich noch tezamen de conclusie dragen dat [appellant] onrechtmatig heeft gehandeld jegens [geïntimeerde].

Uiteindelijk ontspringt de ex-werknemer de dans toch niet. Maar dat heeft niets te maken met het portefeuillerecht, maar met het feit dat hij nieuwe klanten probeerde te werven via misleidende praatjes.

Het volledige arrest

GEEN REACTIES