Ozewald Wanrooij: Einde productadvisering?

Standpunt AFM betekent een vrije doorgang naar execution only.

Zo vlak voor het eind van het jaar heeft de AFM in haar nieuwsbrief ‘nazorg en serviceabonnementen’ helderheid gegeven inzake het zorgplichtvraagstuk. Hieruit blijkt dat de ‘Wft-zorgplicht’ aanzienlijk verder gaat dan de ‘civiele-zorgplicht’ waarin een klant zelf kan bepalen welke mate van verantwoordelijkheid hij wenst te dragen.

Zodra de markt zich gaat realiseren wat de consequenties van dit standpunt van de AFM zijn betekent dit het einde van productadvisering en een vrije doorgang naar execution only.

Het probleem zit hem in de uitleg van artikel 4:20 Wft:

U moet gedurende de looptijd van de overeenkomst de klant informeren over wezenlijke wijzigingen in de informatie die bij het eerste advies of de bemiddeling is verstrekt om hem in staat te stellen het financiële product of de financiële dienst adequaat te beoordelen.

Teneinde de consument inzake financieel complexe producten van goed advies te kunnen voorzien is een integrale benadering van diens financiën noodzakelijk. Dit betekent bijvoorbeeld dat bij het adviseren van een passende overlijdensrisicoverzekering rekening moet worden gehouden met:

1. de inkomsten, de uitgaven en de vermogenspositie van voor en na het overlijden

2. de juridische afwikkeling (testament, samenlevingscontract, huwelijkse- of partnerschapvoorwaarden);

3. de sociale zekerheid (ANW, Bijstand, AOW);

4. fiscaliteit

5. de productvorm en productvoorwaarden

6. de persoonlijke wensen, de risicobereidheid en wensen omtrent de gewenste situatie voor de nabestaanden na overlijden.

Hierbij heb ik het dan nog slechts over een ‘eenvoudige’ overlijdensrisicoverzekering.

Ervan uitgaande dat ik na de hierboven genoemde stappen een overlijdensrisicoverzekering adviseer zou ik, op basis van de uitleg door de AFM van artikel 4:20 Wft, verplicht zijn om gedurende de looptijd van de verzekering, de klant te informeren over iedere wezenlijke wijziging die optreedt in de punten 1 tot en met 5.

Uitgaande van het best passende advies is dit natuurlijk een prachtig ideaalbeeld. Echter in de praktijk zie ik toch enkele ‘uitdagingen’:

– dit vraagt om een bijzonder intensieve begeleiding van de klant. Eigenlijk zou er minimaal één keer per jaar een volledige financiële planning moeten worden opgesteld waarin opnieuw alle hierboven genoemde stappen in kaart worden gebracht teneinde de klant in staat te stellen tot een adequate beoordeling van het financiële product of de financiële dienst

– de vergoeding van deze arbeidsintensieve dienstverlening dient tussen de klant en de adviseur overeen te worden gekomen. Dit betekent automatisch dat deze dienstverlening uitsluitend is weggelegd voor mensen die in staat zijn deze vergoeding te betalen en de toegevoegde waarde van een dergelijke arbeidsintensieve dienstverlening inzien. Dit zal uitsluitend zijn weggelegd voor een heel klein deel, zeer welgestelde, mensen.

– om aan de zorgplicht te kunnen voldoen zal de klant dus gedwongen moeten worden de werkzaamheden die voortvloeien uit de zorgplicht te betalen. Aanbieders die uitsluitend werken op execution only basis hebben deze zorgplicht omtrent het gegeven advies dus niet.

– het aansprakelijkheidsrisico dat deze Wft-zorgplicht met zich meebrengt is dermate groot dat er een toestroom van aansprakelijkstellingen zal ontstaan. Indien er namelijk een wijziging zou optreden in bijvoorbeeld de Successiewet kan dit gevolgen hebben voor de hoogte van de overlijdensdekking. Wanneer je dus gedurende de looptijd van het product niet iedere wijziging communiceert met de klant geeft dit hem de mogelijkheid tot het instellen van een claim. Dit zal ongetwijfeld ook van invloed zijn op de premie van de beroepsaansprakelijkheidsverzekering.

In artikel 4:21 Wft wordt aangegeven dat de zorgplicht ook neergelegd kan worden bij de betrokken aanbieder van het financiële product. Op grond van artikel 4:20 Wft kan ik me moeilijk voorstellen dat een aanbieder bereid is de zorgplicht met betrekking tot de wijze waarop het advies tot stand is gekomen van de adviseur over te nemen. Sterker nog, ik denk dat de aanbieder hier niet eens de mogelijkheden voor heeft.

Wel kan de aanbieder de zorgplicht hebben om de klant te informeren over direct productgerelateerde wijzigingen hetgeen de meeste maatschappijen overigens al doen. Voor de adviseur en productbemiddelaar zal dit derhalve geen oplossing bieden.

Iedere ondernemer zal dus een afweging moeten maken in hoeverre de arbeidsvreugde, de voldoening en een duurzaam businessmodel vanaf 1 januari 2013 mogelijk is op basis van de huidige regelgeving en zal hierin keuzes moeten maken.

Voor iedere adviseur die geen toekomst ziet in het bovenstaande voorzie ik op dit moment slechts de navolgende alternatieven:

– afzien van financieel complexe advisering

– advisering buiten de reikwijdte van de Wft houden waarbij er wordt afzien van productadvisering en de klant richting execution only wordt bewogen.

Ondanks dat ik het belang voor de consument van een onafhankelijke productvergelijking bijzonder groot acht en daarnaast een goede administratieve begeleiding binnen het productbemiddelingsproces voor veel consumenten van grote toegevoegde waarde is maakt de Wft-zorgplicht dit slechts voor een zeer selecte groep bereikbaar.

De oplossing zit in een volledige herziening van de rollen en verantwoordelijkheden binnen de branche. Om een duurzaam model te maken dient er volledig onafhankelijk van de huidige structuren en belangen te worden gedacht. Zo lang dit niet gebeurt blijft iedere aanpassing symptoombestrijding zonder dat de eigenlijke oorzaak wordt aangepakt met uiteindelijk de consument als de grote verliezer.

Ozewald Wanrooij

Directeur Neutralis financial life planners

GEEN REACTIES