Nieuwe aanbevelingen voor de rekenrente in personenschadezaken

nieuwe aanbevelingen rekenrente personenschade

Het Verbond van Verzekeraars vindt de normering van de rekenrentes die gebruikt worden bij het vaststellen van eenmalige uitkeringen in letselschadezaken, een “een mooie eerste stap richting meer houvast en duidelijkheid voor letselslachtoffers”. Dit zegt het Verbond in een eerste reactie op de aanbevelingen voor de rekenrente in personenschadezaken die Het LOVCK (Landelijk Overleg Vakinhoud Civiel en Kanton) en LOVCH (Landelijk Overleg Vakinhoud Civiel Hoven) naar buiten hebben gebracht. In de meerderheid van de gevallen is geen gerechtelijke procedure nodig. Komt dit er echter wel van, dan zijn deze aanbevelingen van toepassing.

Expertgroep Personenschade
De aanbevelingen zijn tot stand gekomen op basis van voorstellen van de landelijke Expertgroep Personenschade. Deze expertgroep benadrukt dat de aanbevelingen alleen betrekking hebben op het contant maken van de begrote toekomstige uitkeringen en niet op het vaststellen van de hoogte van die uitkeringen. Een juiste vaststelling van de rekenrente is belangrijk als een slachtoffer een eenmalige uitkering krijgt waar hij een aantal jaren mee vooruit moet kunnen. Is de rekenrente te hoog, dan wordt hij gedwongen risicovol te beleggen om te proberen de benodigde jaarlijkse uitkeringen te krijgen. Doet hij dit niet, dan kan het geld op zijn voordat hij de eindleeftijd van de uitkeringen heeft bereikt.

Uitgangspunt: slachtoffer moet met risicoarm beleggen toekomstschade kunnen dragen
Volgens de aanbeveling zal met drie verschillende rentes gerekend worden, die elk zijn samengesteld uit een rentepercentage en een inflatiepercentage. Het betreft een kortetermijnrente, een rente voor de middellange termijn en een rente voor de lange termijn. Het idee daarachter is dat het slachtoffer het bedrag voor de eerste jaren niet vast kan zetten, omdat hij het op korte termijn nodig heeft. Op de middellange termijn kan dat wel. Daarom wordt de rekenrente voor die periode gebaseerd op de geldende rentetarieven voor deposito’s met een looptijd van 5, 10 en 15 jaar. Voor de lange termijn is gekozen voor de UFR (Ultimate Forward Rate, het verwachte rentepercentage op de lange termijn) zoals dat voor pensioenfondsen geldt.

Als de rente op deze manier bepaald wordt, zou het slachtoffer zonder risicovolle beleggingen voldoende moeten hebben aan de eenmalige uitkering. De rekenrente zoals weergegeven wordt in de aanbevelingen ziet er als volgt uit:

Periode Rente Inflatie Rekenrente
0-5 jaar 0% 1,5% -1,5%
6-20 jaar 1,3% 2% -0,7%
> 20 jaar 2% 2% 0%

Reactie Verbond van Verzekeraars
Het Verbond van Verzekeraars laat weten de aanbevelingen nog nader te gaan bestuderen. Het Verbond geeft aan zelf ook bezig te zijn met het vaststellen van een richtlijn voor de rekenrente. Volgens het Verbond is er in 99 procent van de letselschadezaken geen gerechtelijke procedure nodig om tot een regeling te komen. Voor deze gevallen zijn de nieuwe aanbevelingen dan ook niet van toepassing. Verzekeraars houden al rekening met een rekenrente bij de vaststelling van eenmalige uitkeringen. In het verleden werd gerekend met een rekenrente van 3% (6% rente minus 3% inflatie). Deze rekenrente is al aangepast aan de dalende rentetarieven. “Hoewel het in personenschadezaken waarin rekenrente een rol speelt om de lange termijn gaat, drong het besef tot verzekeraars door dat zes – drie niet meer passend was. In de laatste jaren werd door verzekeraars dan ook niet meer op deze manier gerekend”, aldus het Verbond.

Is de rekenrente nog steeds te hoog?
Advocaat Sven de Leede van Dennekamp Letselschade betoogt in een blog dat de indicatie van de rekenrente zoals in de aanbeveling is opgenomen, nu al niet actueel meer is. Hij heeft de rentepercentages zoals die per eind juni 2021 gelden bij verschillende banken, opgezocht en vergeleken met de aanbeveling. Het blijkt dat de rente voor de middellange termijn niet gemiddeld 1,3% is maar slechts 0,5%. Bij een inflatiepercentage van 2% zou de rekenrente daarmee uitkomen op -1,5% in plaats van -0,7%. Ook de UFR is ondertussen verlaagd. Deze is volgens De Leede per eind maart 2021 gelijk aan 1,65%. Daarmee komt de rekenrente voor de lange termijn uit op -0,3% in plaats van 0%. De Leede vreest de gevolgen van deze achterlopende cijfers: “Het gevaar is nu dat de praktijk en de rechtspraak tabel 3 uit de aanbeveling blind gaan hanteren. Dan zouden slachtoffers met een langdurige schade in strijd met de genoemde uitgangspunten nog altijd ernstig tekort worden gedaan.”

GEEN REACTIES