ING Barometer bewijst belang van Financial life planning

45-55 jarigen blijken bijzonder kwetsbaar wanneer zij werkloos raken; ruim een kwart heeft onvoldoende buffers om drie huishoudelijke apparaten te vervangen.

Veel mensen houden kennelijk geen rekening met de financiële gevolgen van werkloosheid op latere leeftijd. Dit is op te maken uit de ING Financieel fit Barometer.

In de leeftijdsgroep tussen 45 en 55 jaar geven relatief veel mensen aan momenteel geld te kort te komen. Maar liefst een kwart van hen (26%) zegt moeilijk rond te komen, bijna twee keer zoveel als binnen andere leeftijdsgroepen. De kwetsbare vermogenspositie van deze groep lijkt samen te hangen met de relatief hoge werkloosheid. Terwijl de werkloosheid onder andere leeftijdsgroepen begint te dalen als gevolg van het economisch herstel, neemt het aantal werkloze ouderen nog niet af. Momenteel zijn er 250 duizend 45-plussers werkloos (Bron: CBS). Dit is ruim 2 keer zoveel als voor de crisis. Inmiddels is de werkloosheid onder 45-plussers hoger dan de werkloosheid onder 25-45 jarigen.

Rond de vijftig minder financieel fit

Uit de ING Financieel fit Barometer blijkt dat ruim een kwart (26%) van de 45 tot 55-jarigen onvoldoende buffers hebben om drie huishoudelijke apparaten (bijvoorbeeld een wasmachine, televisie en computer) te vervangen. Dat zijn er twee keer zoveel als bij andere groepen. Dezelfde kwetsbaarheid blijkt uit hoe lang men zonder problemen rondkomt na eventueel baanverlies. Eén op de acht mensen rond de vijftig zegt bij baanverlies zelfs de eerste maand niet rond te komen. Ook dit is fors hoger dan bij andere leeftijdsgroepen: ruim twee keer zo groot. Een relatief grote groep mensen van rond de vijftig voelt zich ook niet financieel fit over hun vermogen: één op de zeven voelt zich zelfs helemaal niet financieel fit (gemiddeld is dat 1 op de 20).

Flink meer huishoudens met 50-65 jarigen (+37%) financieel kwetsbaar

In werkelijkheid hebben juist jongeren vaak een te kleine buffer. Uit een analyse van het ING Economisch Bureau op basis van cijfers van het CBS blijkt dat maar liefst twee op de drie jonge huishoudens (65%) een buffer hebben die lager is dan het absolute minimum (volgens het NIBUD is dat 3.500 euro). Bij oudere huishoudens is het aandeel met te kleine buffers weliswaar lager dan bij jongeren, maar wel veel sneller gegroeid. In de groep huishoudens met 50-65 jarigen heeft inmiddels ruim een kwart minder dan 3.500 euro aan vrij beschikbaar vermogen achter de hand. Dit is een stijging van 37% ten opzichte van 2008. Deze groep is in de tweede helft van de carrière en heeft daardoor vaak minder perspectief op verdere inkomensgroei dan jongeren. Als zij werkloos worden vinden ze vaak moeilijker een baan dan jongeren. Tegelijkertijd neemt door de vergrijzing de omvang van de totale groep huishoudens van 50 tot 65-jarigen toe, waardoor de stijging in absolute aantallen fors uitpakt. Zo’n 550 duizend van deze huishoudens hebben een te kleine buffer, 170 duizend meer huishoudens dan in 2008.

GEEN REACTIES