Fondsen die geen recht hebben op premiepauze kunnen die toch krijgen

Dat blijkt uit een van de antwoorden van staatssecretaris De Krom op 86 vragen naar aanleiding van het septemberpakket pensioenen.

Een vraag luidt: Kan de regering concreter aangeven wat met “maatwerk” wordt bedoeld? Kan de regering daarvan voorbeelden geven?

Antwoord:

“Op grond van maatwerk kan DNB voor bepaalde fondsen die niet voor een adempauze voor de premie 2013 in aanmerking komen, deze toch (gedeeltelijk) toekennen. DNB wil daarmee tegemoet komen aan pensioenfondsen die zich maximaal hebben ingespannen om de financiële opzet sluitend te krijgen en ook geen structureel probleem hebben in deze financiële opzet. Het fonds kan slechts voor maatwerk in aanmerking komen als de pensioenregeling wordt aangepast overeenkomstig de voorwaarden die in het septemberpakket worden genoemd. Het fonds krijgt geen maatwerk als sprake is van een structureel probleem in de financiële opzet. Als de premiedekkingsgraad, ook na doorvoering van de maatregelen uit het septemberpakket, lager is dan 100%, is dat een indicatie van structurele problemen in de financiële opzet.”

Ruim 70 fondsen hebben in 2011 en 2012 gebruik gemaakt van de adempauze.

Generatieconflict

Impliciet geeft de staatssecretaris aan dat het toekomstig stelsel nadelig kan uitwerken voor de jongere generatie:

“De maatregelen die nu worden genomen moeten passen binnen het huidige contract en de huidige wet- en regelgeving daaromheen. Het nominale contract met de wettelijke zekerheidsnorm van 97,5% is dus een gegeven. Van fondsen wordt nu gevraagd het indexatiebeleid nadrukkelijk te richten op de nominale zekerheid – en dus op het herstel van de buffers – en niet te snel over te gaan tot indexatie.

Zolang de buffers niet hersteld zijn, voldoet het fonds feitelijk niet aan de wettelijke zekerheidsnorm van 97,5%.

Het feit dat fondsen nu minder snel mogen indexeren, beoogt het belang van jongeren te beschermen. Dat laat onverlet dat pensioenfondsen straks de keuze hebben tussen het nominale en het nieuwe reële contract.”

Vraag: Voor hoeveel pensioenfondsen loopt de hersteltermijn in 2012, in 2013 en in 2014 af? Hoeveel deelnemers zijn er aangesloten bij deze pensioenfondsen voor deze respectievelijke jaren?

Antwoord: Er zijn geen kortetermijnherstelplannen met een hersteltermijn die in 2012 afloopt. In 2013 loopt de hersteltermijn voor 214 pensioenfondsen af. Deze fondsen hebben 12,8 miljoen deelnemers.

In 2014 betreft dit 43 fondsen met 1,5 miljoen deelnemers.

Inperking van de premiestijging van 3,8 miljard naar 0,2 miljard

Per 30 juni 2012 is het tekort in de premie om te voldoen aan de eis dat de premie moet bijdragen aan herstel geschat op 3,8 miljard. Dit is bij ongewijzigd beleid en zonder rekening te houden met maatregelen die fondsen in 2012 al hebben genomen.

Na toepassing van de UFR wordt dit tekort per 30 juni geschat op 0,8 miljard. Toepassing van de adempauze en de in het septemberpakket beoogde aanpassing van de pensioenregeling resulteert in een tekort van 0,2 miljard.

Vraag: Wat is het bedrag in euro’s, dat pensioenfondsen in 2013 en 2014 gaan korten?

Antwoord: De korting is een percentage van de technische voorziening afhankelijk van de dekkingsgraad op moment van vaststellen van de korting. Op basis van de stand op 30 juni 2012 zullen de pensioenfondsen naar verwachting in 2013 en 2014 samen een bedrag van circa 13 miljard van de totale technische voorzieningen moeten korten.

Vraag: Op wie hebben de kortingen betrekking?

Antwoord: Na doorvoeren van het septemberpakket moeten – op basis van de stand per 30 juni – in totaal 97 fondsen (2013 tot en met 2015) een korting doorvoeren.

Dit raakt 5,7 miljoen deelnemers (actieven, slapers en gepensioneerden), hiervan zijn 1,2 miljoen gepensioneerd.

GEEN REACTIES