Fiscaal onderscheid milieuvriendelijkheid auto’s in strijd met gelijkheidsbeginsel

Onderscheid in bijtelling/forfait tussen milieuvriendelijke en milieuonvriendelijke auto’s is in strijd met het gelijkheidsbeginsel. Daarvoor is geen rechtsvaardigingsgrond.

Belastingplichtige is ondernemer en brengt bij de btw-aangifte alle voorbelasting op de aanschaf en het onderhoud van de auto in aftrek.

De auto wordt ook privé gebruikt waarvoor belastingplichtige een bedrag als verschuldigd aangeeft.

De rechtbank Haarlem moet zich buigen over de hoogte van de correctie wegens privégebruik van de auto. Het gaat om de vraag of het besluit waarin de correctie voor milieuvriendelijke auto’s lager is dan voor milieuonvriendelijke auto’s een strijdige en begunstigende regeling bevat, waarop belastingplichtige op grond van het gelijkheidsbeginsel een beroep kan doen.

In het Besluit is onder meer de volgende passage opgenomen:

“Goedkeuring

Voor het bepalen van de correctie voor het privé-gebruik auto van de werknemer keur ik goed dat wordt aangesloten bij de forfaitaire regeling in de loon- en inkomstenbelasting (hierna: lb/ib) voor de bijtelling van het privé-gebruik van de auto.

Dit betekent voor auto’s die mede voor privé-gebruik aan werknemers ter beschikking worden gesteld het volgende:

a Een aftrekgerechtigde ondernemer brengt alle btw op gemaakte autokosten in aftrek;

b De ondernemer moet eenmaal per jaar en wel in het laatste belastingtijdvak van het jaar btw aangeven voor het privé-gebruik auto. De verschuldigde btw bedraagt dan 12% van het bedrag dat voor de lb/ib als onttrekking voor privé-gebruik geldt. Deze onttrekking bedraagt in beginsel 25% van de waarde van de desbetreffende auto. Voor bepaalde milieuvriendelijke/zuinige auto’s is de onttrekking per 1 januari 2008 gesteld op 14%. Vanaf 1 januari 2009 geldt er voor bepaalde milieuvriendelijke/zuinige auto’s een percentage van 20%. Bij een auto die voor zowel belaste als voor vrijgestelde prestaties wordt gebruikt en waarvoor bij de aanschaf of de lease ervan een evenredig lager recht op aftrek van btw bestaat, wordt het percentage van 12% met hetzelfde percentage verlaagd;

c (…)”

Belastingplichtige:”De Staatssecretaris heeft door in het besluit aansluiting te zoeken bij het forfait, een onhoudbaar onderscheid gemaakt tussen milieuvriendelijke en milieuonvriendelijke auto’s. Milieuvriendelijke en milieuonvriendelijke auto’s zijn gelijke gevallen. Het is immers op geen enkele wijze aannemelijk te maken dat de aan het privégebruik van milieuonvriendelijke auto’s toe te rekenen voorbelasting hoger is dan die, die aan het privégebruik van milieuvriendelijke auto’s is toe te rekenen. Derhalve kanook voor milieuonvriendelijke auto’s worden volstaan met bijtelling van het lage forfait.”

Fiscus: “Er is geen sprake van dat gelijke gevallen ongelijk worden behandeld omdat een milieuonvriendelijke auto niet gelijk kan worden gesteld met een milieuvriendelijke auto. Indien naar het oordeel van de rechtbank wel sprake is van gelijke gevallen, bestaat er een objectieve en redelijke rechtvaardigingsgrond voor het onderscheid dat de Staatssecretaris heeft gemaakt.”
De Rechtbank: “Van gelijke gevallen is sprake als deze zowel rechtens als feitelijk in relevante opzichten gelijk zijn. Daarvan is hier sprake. Het doel van het Besluit is om de voorbelasting die aan het privégebruik van een personenauto kan worden toegerekend (via een uitsluiting) in de heffing van omzetbelasting te betrekken. In het kader van die doelstelling zijn enkel de omvang van de op de auto drukkende voorbelasting en de mate van het privégebruik van belang. Niet relevant is derhalve het merk of type van de auto waaronder begrepen de verschillen in technische specificaties zoals het verbruik van de auto. De op een auto drukkende voorbelasting is een vast gegeven terwijl er geen aanleiding is om te veronderstellen dat met milieuvriendelijke auto’s meer of juist minder privé zou worden gereden dan met dan met minder milieuvriendelijke auto’s. Het onderscheid dat de Staatssecretaris in zijn beleid maakt, is derhalve niet gestoeld op de bevordering van de btw-doelstelling (het belasten van het privégebruik) maar op een milieudoelstelling. Verschillen tussen milieuvriendelijke en onvriendelijke auto’s in het kader van btw-regelgeving niet relevant. Door niettemin voor milieuvriendelijke auto’s een begunstigend forfait te hanteren, is in zoverre sprake van een begunstigend beleid. Nu sprake is van gelijke gevallen, kan eiseres zich in beginsel op dit begunstigende beleid beroepen.

Gelet op de populariteit van de begunstigde categorie auto’s kan niet worden gezegd dat de doelgroep zeer beperkt is. Iedereen kan een dergelijke auto aanschaffen en zo tot de begunstigde groep kan toetreden.

De Belastingdienst heeft aangevoerd dat voor de ongelijke behandeling een objectieve en redelijke rechtvaardigingsgrond bestaat die is gelegen in zwaarwegende motieven van sociale, economische en politieke aard. Deze motieven zijn terug te voeren op de bescherming van het milieu door consumenten – via een lager forfait – te verleiden tot het kopen van ‘schone’ auto’s. Dat motief, wat daar verder ook van zij, is evenwel niet relevant in het kader van de btw-regelgeving en kan daarom niet als rechtvaardiging worden aangevoerd voor het gevoerde begunstigende beleid.”

Het volledige vonnis

GEEN REACTIES