Bedoeling verzekeringnemer gaat voor aangekruiste standaardbegunstiging

Hoge Raad: Bij kapitaalverzekering met orv-dekking is bij uitkering de kennelijke bedoeling van verzekeringnemer leidend.

Verzekeringnemer had op een kapitaalverzekering eigen woning met overlijdensrisicodekking de standaardbegunstiging aangekruist. Bij overlijden waren begunstigd:

1. Echtgenote van de verzekeringnemer

2. Kinderen van de verzekeringnemer

3. Wettige erfgenamen van de verzekeringnemer.

Vlak voor zijn plotseling overlijden verandert verzekeringnemer zijn testament. Hij onterft de kinderen uit een eerder huwelijk, zijn kinderen uit de tweede relatie tot enig erfgenaam benoemd en het vruchtgebruik gelegateerd aan zijn huidige vriendin, moeder van laatstgenoemde twee kinderen.

Hij wijzigt ook de begunstiging van een andere levensverzekering zodanig dat de twee jongste kinderen als begunstigden worden aangewezen.

Hij was van plan op de kapitaalverzekering zichzelf als eerste begunstigde te laten registreren bij overlijden, zodat het kapitaal dan in de nalatenschap zou vallen. Maar voordat dit geëffectueerd was, overleed hij plotseing.

Vraag is aan wie de verzekeraar moet uitkeren: aan alle kinderen (zoals de begunstiging in de polis luidde – er was geen ‘echtgenote’), of moet de kennelijke bedoeling van verzekeringnemer gevolgd worden.

De Rechtbank kiest voor de tweede optie, het Hof voor de eerste en de Hoge Raad uiteindelijk voor de eerste.

De Hoge Raad: “De aanwijzing van een begunstigde bij een sommenverzekering betreft een uitsluitende bevoegdheid van de verzekeringnemer en draagt in zoverre een eenzijdig karakter (…) Met dit eenzijdige karakter van de aanwijzing van de begunstigde en met de aard van deze rechtshandeling strookt dat bij de uitleg daarvan in de allereerste plaats wordt nagegaan wat de bedoeling is geweest van de verzekeringnemer bij de aanwijzing en dat bij de vaststelling van die bedoeling mede wordt gelet op eventuele verklaringen en gedragingen van de verzekeringnemer buiten de schriftelijke mededeling, uit welke verklaringen en gedragingen die bedoeling mede kan blijken, ook indien deze niet jegens de verzekeraar zijn afgelegd of hebben plaatsgevonden. (…) Daarbij gaat het mede om feiten en omstandigheden die niet uit de aanwijzingsmededeling behoeven te blijken en die niet bij de verzekeraar bekend behoefden te zijn.”

Het volledige arrest

GEEN REACTIES