AFM: Diploma geen garantie voor standaard salarisstijging

De AFM-boete aan Rabo is vooral opgelegd omdat de bank het toetsinkomen van 35-minners met een bepaald diploma had verhoogd. Bij het toepassen van de ‘explain’ regels stond Rabobank Nederland afwijking van de GHF-norm toe voor aanvragers met een leeftijd tot 35 jaar, die afgestudeerd zijn in een bepaalde specifieke studierichting aan het MBO, HBO of WO.

De afwijking was gebaseerd op cijfers van het CBS, waaruit blijkt dat afgestudeerden van deze studierichtingen in de eerste vijf jaar na het afstuderen een significant hoger dan gemiddelde inkomensstijging laten zien – het gemiddelde salaris van een afgestudeerde aan het hoger onderwijs ligt vijf jaar na afstuderen 84% hoger dan zijn startsalaris direct na afstuderen.

De AFM is van oordeel dat – in het kader van bovengenoemde ‘explain’ – er niet zonder meer van uit kan worden gegaan dat bij een bepaalde leeftijd en een bepaalde opleiding een „standaard? salarisstijging hoort. Het is geen vaststaand gegeven dat een dergelijke salarisstijging zich zal voordoen bij iedere consument met een MBO-, HBO- of WO-diploma.

Ook heeft AFM geconstateerd dat uit de acceptatiecriteria van Rabobank Nederland niet valt te achterhalen of rekening wordt gehouden met de vraag of de consument pas afgestudeerd is of niet. Uit de acceptatiecriteria blijkt wel dat de adviseur rekening moet houden met leeftijd, opleidingsrichting en diploma van de aanvrager, maar onduidelijk is of de adviseur ook rekening houdt met het moment van afstuderen. “De cijfers van het CBS hebben betrekking op de toename van het gemiddelde salaris direct na afstuderen. Indien er voor deze ‘explain’ gekozen wordt bij een kredietaanvraag van een consument die niet ‘pas afgestudeerd’ is, kan dit leiden tot het aangaan van een overeenkomst die niet verantwoord is voor de betreffende consument. Gelet hierop is de AFM van oordeel dat de acceptatiecriteria van Rabobank Nederland niet gericht zijn op het voorkomen van overkreditering van de consument.

In zijn algemeenheid komt de AFM tot de conclusie dat er weliswaar voldoende informatie is ingewonnen ten aanzien van de financiële positie van de klant, maar dat er geen adequate beoordeling van de financiële positie van de klant door Rabobank is verricht, waardoor onvoldoende beoordeeld is of het aangaan van de overeenkomst met het oog op overkreditering verantwoord is.

Uit het boetebesluit blijkt dat de AFM slechts een ‘explain’ accepteert wanneer cijfermatig wordt aangetoond waarom het verstrekte hypothecair krediet verantwoord is.

GEEN REACTIES