Aanbieder vastgoedfondsen lokt provisiebeluste adviseurs

Alleen al terwille van het gelijke speelveld zouden net-niet complexe beleggingsproducten ook onder het provisieverbod moeten vallen.

Velen van u zullen te maken hebben met het provisieverbod. Omdat ons fonds geen complex product is, valt het niet onder dit verbod.

Met een soortgelijke boodschap wil Holland Immo Group intermediairs overhalen om hun relaties het Winkelfonds Duitsland 7 te adviseren. De intermediairs worden uitgenodigd voor een informatiebijeenkomst over dit product. “Tijdens deze bijeenkomst komt u te weten wat dit product uw klant biedt. En voor u betekent dit een commerciële kans.”

Over het product zelf wordt hier geen waardeoordeel gegeven. Kort gezegd gaat het om een fonds waarin deelgenomen kan worden door de aankoop van tenminste twee certificaten à € 5.000. Het fonds, een NV naar Nederlands recht, belegt in twee winkelcentra in Duitsland. De beoogde looptijd is 7 tot 10 jaar. Het door de certificaathouders in het Fonds ingelegde vermogen wordt door het fonds ng uitgeleend aan Holland Immo Group Holding 7 BV (Vastgoed Holding). Er wordt – vrijblijvend – een rendement van 8,8% per jaar geprognosticeerd.

Het fonds is geen complex product omdat het gaat om een closed end fonds (er worden maximaal 1672 certificaten uitgegeven) en de certificaten zijn “verhandelbaar in de zin van de Wft”. Aan deze twee voorwaarden moet voldaan zijn wil het beleggingsproduct niet als complex product gekwalificeerd worden.

Die verhandelbaarheid is “in beperkte mate aanwezig”, meldt de brochure eerlijkheidshalve. Uit het vervolg blijkt dat een understatement. Er is heel wat voor nodig om van de certificaten af te komen en de prijs die voor een certificaat ontvangen wordt is afhankelijk van de intrinsieke waarde van het verkoopmoment.

De certificaathouder die na kortere tijd spijt krijgt van de belegging, zal zo goed als zeker een aanzienlijk verlies moeten incasseren. Direct na storting van het nominale bedrag worden alle aankoop- en initiële kosten in één keer van het vermogen afgeboekt. Die kosten moeten eerst worden terugverdiend wil van enig rendement sprake zijn.

Waar het om gaat is het waterbed gevaar van het provisieverbod zoals dat thans is vormgegeven. Dat gevaar wordt werkelijkheid als beleggingsinstellingen met net-niet complexe producten adviseurs proberen aan te trekken. En als meerdere adviseurs deze ‘commerciële kans’ aangrijpen om in hun advisering de nadruk op dit soort producten te leggen.

Het argument om verhandelbare rechten van deelneming in een closed-end beleggingsinstelling niet onder de complexe producten te scharen is, dat voor deze producten een uitgebreide prospectus moet worden opgesteld.

Hierdoor krijgt de consument zoveel informatie dat het product na lezing van het prospectus niet meer complex genoemd kan worden.

Deze ratio is natuurlijk een heel andere dan die van de keuze van de producten waarvoor een provisieverbod geldt. Alleen al ter wille van het gelijke speelveld lijkt het logisch om ook op deze beleggingsproducten het provisieverbod van toepassing te verklaren.

Jan Aikens

GEEN REACTIES