Wetsvoorstel stapsgewijze AOW-leeftijdverhoging naar Kamer

De SVB geeft aan dat invoering van de stapsgewijze verhoging 1 januari 2013 krap en risicovol wordt, maar niet onmogelijk wordt geacht.

In zijn advies heeft de Raad van State extra aandacht voor de uitvoeringsproblematiek. Ook wees de Raad erop dat op zeer korte termijn aanpassing nodig is van private arrangementen, zoals aanvullende pensioenregelingen. Daar is minister Kamp het niet mee eens. “Het is aan sociale partners om aanvullende pensioenregelingen en andere arbeidsvoorwaardelijke regelingen aan te passen aan de nieuwe ingangsdata van de AOW. Hetzelfde geldt voor bestaande pensioenregelingen in de derde pijler. Het is aan de betrokken contractpartijen om hun overeenkomsten, indien dat nodig en gewenst wordt geacht, aan te passen aan de nieuwe situatie. Dit wetsvoorstel verplicht daar niet toe.

Wel past dit wetsvoorstel het fiscale kader voor tweede en derde pijlerpensioen aan doordat de pensioenrichtleeftijd in het Witteveenkader vanaf 2014 wordt verhoogd naar 67 jaar. Voor deze aanpassing hebben sociale partners en pensioenuitvoerders de tijd tot 2014.”

Ook merkte de Raad van State op dat de pensioenrichtleeftijd in 2014 in één keer wordt verhoogd naar 67, maar dat dit niet op overeenkomstige wijze is doorgetrokken naar de regeling voor het deelnemingsjarenpensioen. Hier is bewust voor gekozen, aldus Kamp. “Deze keuze laat zich verklaren door het verschil tussen de wijze waarop het deelnemingsjarenpensioen en de pensioenrichtleeftijd de feitelijke pensioenleeftijd beïnvloeden. De aanpassing van het deelnemingsjarenpensioen heeft namelijk een direct effect op de feitelijke leeftijd waarop werknemers – door toepassing van de faciliteit – met pensioen kunnen gaan, terwijl dat niet geldt voor de aanpassing in de pensioenrichtleeftijd. Indien het deelnemingsjarenpensioen op overeenkomstige wijze als de pensioenrichtleeftijd zou worden aangepast, zouden werknemers in 2014 twee jaar langer moeten werken om in aanmerking te komen voor een deelnemingsjarenpensioen. De verhoging van de pensioenrichtleeftijd heeft echter slechts een gefaseerd effect, omdat reeds opgebouwde pensioenrechten worden gerespecteerd. Voor met name oudere werknemers die al vele pensioenjaren hebben opgebouwd met een pensioenrichtleeftijd van 65 jaar of lager zal de aanpassing in de pensioenrichtleeftijd slechts in beperkte mate de feitelijke pensioenleeftijd beïnvloeden. Het ligt voor de hand dat werknemers het moment van ingang van hun pensioen veelal zullen laten aansluiten bij het moment van ingang van de AOW. Daarom heb ik ervoor gekozen de voorwaarde voor deelname aan het deelnemingsjarenpensioen aan te laten sluiten bij de verhoging van de AOW-leeftijd en niet bij de verhoging van de pensioenrichtleeftijd.”

GEEN REACTIES