Wie is de baas bij pensioenregelingen?

copyright Pixabay

De vraag wie de regie heeft over de opgebouwde pensioenaanspraken, verdeelt de politiek tot op het bot. Dat bleek vrijdag tijdens het Aegon Flitscongres op de Vrije Universiteit.

Discussiepunt
Op het congres gingen de pensioenspecialisten van VVD, CDA, D’66, 50+, PvdA en SP met elkaar in debat over de toekomst van het pensioenstelsel en dan de tweede pijler in het bijzonder. Hoewel alle partijen een sterke urgentie voelen om het stelsel aan te passen, liepen de meningen sterk uiteen over de oplossingsrichting. Het grote discussiepunt concentreerde zich vrijdag op de vraag wie nu eigenlijk aan het roer staat binnen de tweede pijler: zijn dat de individuele deelnemers die tot op zekere hoogte zelf mogen beslissen over wat ze met hun gespaarde pensioenvermogen kunnen doen en waar ze dit onderbrengen? Bij deze keuze is een fundamentele wijziging van het pensioenstelsel vereist. Of blijft de verplichting om je pensioen onder te brengen bij het pensioenfonds van je eigen sector of onderneming bestaan en blijft de zeggenschap bij pensioenfondsen in handen van de sociale partners: werknemers- en werkgeversorganisaties die nu de zetels in de pensioenfondsbesturen bezitten? VVD en D’66 pleiten voor de vrijheid van de individuele deelnemers, de andere partijen hechten sterk aan de rol van de sociale partners.

Maatwerk
Congresorganisatoren Herman Kapelle en Erik Lutjens, beiden verbonden aan de sectie Pensioenrecht van de VU, stelden dat binnen de huidige wetgeving op het vlak van maatwerk voor individuele deelnemers al heel veel mogelijk is, zowel bij de premieopbouw als bij de uitkering. Dat daar toch nauwelijks gebruik van wordt gemaakt, komt doordat de sociale partners dit tegenhouden. Niet zelden spelen daar volgens Maarten Edixhoven en Frits Barth van Aegon hogere belangen een rol. Zij verwijten de sociale partners laksheid om de pensioenregeling voor de deelnemers te moderniseren. Vooral de werknemersorganisaties trappen op de rem. Hoogleraar Erik Lutjens liet desgevraagd weten dat de vakbonden waarschijnlijk terugschrikken voor meer individueel maatwerk omdat ze een uniforme collectieve regeling als beter beschouwen en meer individuele mogelijkheden de collectiviteit en de positie van de vakbeweging ondermijnt. PvdA, CDA en SP erkenden dat sociale partners de wettelijke mogelijkheden voor maatwerk niet benutten, maar schrokken er anderzijds voor terug om dan per wet de sociale partners te verplichten om er wel werk van te maken.

Systeem
Over de vraag wat te doen met het systeem van toegezegde pensioenuitkeringen, hielden de meeste partijen tijdens het debat de kaarten nog tegen de borst. Geen enkele partij nam in de mond dat de toezeggingen uit de pensioenwet moeten worden geschrapt. In het geval dit wel gebeurt zijn de consequenties in het pensioenveld naar verwachting majeur. Niet alleen dreigen ellenlange rechtszaken over de reeds opgebouwde pensioenaanspraken, een aantal pensioenfondsen zullen ook overwegen om hun fonds met bestaande aanspraken te sluiten en in een separaat fonds nieuwe aanspraken op te bouwen.

Doormodderen
Ook op dit onderwerp is het zeker niet ondenkbaar dat de politiek de bal bij de pensioenfondsbesturen en daarmee bij de sociale partners gaat leggen. En daarmee dreigt na vier jaar eindeloze onderzoeken zonder besluit en zonder proactief beleid van de fondsbesturen, weer een periode van vier jaar doormodderen te komen. Hooguit zal op specifieke beleidsterreinen wat vooruitgang worden geboekt, zoals afgelopen jaar met de wet verbeterde premieregeling. Een voorbeeld is de gelijktrekking van de fiscale behandeling van de premieopbouw bij DC-regelingen in vergelijking met DB-regelingen. Volgens hoogleraar Erik Lutjens ontstaat bij dit dossier nu wat beweging. Maar bij andere, meer innovatieve, ontwikkelingen zoals de pensioen carve-out, houden de meeste politieke partijen vooralsnog de boot af door te pleiten voor meer onderzoek.

GEEN REACTIES