Wat betekent een faillissement van een gevolmachtigd agent voor de verzekeraar?

copyright Pixabay

Gevolmachtigd agenten worden door consolidatie steeds groter en dus zijn er zorgen over een toenemend discontinuïteitsrisico. Rob Potter, advisor Risk, Control & Data Management bij Vivat, gaat in dit artikel in op de gevolgen van een faillissement van een gevolmachtigd agent. Wat zijn de publiek- en privaatrechtelijke verhoudingen tussen bemiddelaar, gevolmachtigd agent en verzekeraar bij zo’n faillissement?

Een veranderend distributielandschap
Het distributielandschap van bank- en verzekeringsproducten verandert met rasse schreden. Voormalig intermediaire verzekeraars bieden, om hun eigen identiteit te behouden, rechtstreeks producten aan en pogen weerstand te bieden aan de snel groeiende markt van internet vergelijkingssites.

De daling van de provinciale schadeportefeuilles bij verzekeraars zet, mede ingegeven door de goede dienstverlening van de (volmacht) serviceproviders, verder door. De verschraling van het aantal aanbieders in de schademarkt, in samenhang met de consolidatieslag onder gevolmachtigd agenten, zorgt voor een sterke groei in het premie volume in de volmachtportefeuilles. Deze beweging wordt nog eens versterkt door het outsourcen van primaire (provinciale) verzekeraars activiteiten aan gevolmachtigden en claimmanagementbureaus. De toenemende premievolumes, bij een krimpend aantal gevolmachtigden, draagt bij aan een toenemende zorg over het discontinuïteitsrisico binnen het volmacht distributiekanaal.

Deze veranderde marktomstandigheden stellen nieuwe eisen aan de samenwerking tussen de schadeverzekeraar (aanbieder), het intermediair (bemiddelaar) en de gevolmachtigd agent. Ook roept het de vraag op of de huidige samenwerkingsvorm, de processen en de daarbij behorende vorm van informatie-uitwisseling voldoet aan de veranderende marktomstandigheden. Om meer duidelijkheid te verkrijgen over de effecten van het veranderende speelveld en om vast te stellen of de huidige vorm van samenwerking en informatie-uitwisseling nog voldoet is het van belang om het bestaande wettelijk kader te analyseren.

De juridische positie van een gevolmachtigd agent
Het uitvoeren van de door een verzekeraar uitbestede werkzaamheden is een vergunningplichtige activiteit (art. 2.92 Wft) en op deze activiteit zijn naast de uitbestedingsregels Deel 3 Wft ook de gedragstoezichtregels deel 4 Wft van toepassing. De definitie van gevolmachtigd agent (art 1.1 Wft) brengt onder meer tot uitdrukking dat deze weliswaar een positie inneemt tussen de aanbieder en de consument maar niet gelijk gesteld kan worden aan een bemiddelaar. Anders dan de bemiddelaar is de gevolmachtigd agent bevoegd om namens de aanbieder verzekeringsovereenkomsten aan de te gaan. Bovendien vinden de contacten tussen gevolmachtigd agent en de consument, voor verzekeraars aangesloten bij het Verbond van Verzekeraars (Protocol Volmacht), primair plaats door tussenkomst van een bemiddelaar.

In de optiek van de Nederlandse Bank zijn de werkzaamheden die de gevolmachtigd agent namens en voor rekening van de volmacht verlenende verzekeraar verricht aan te merken als uitbesteding van werkzaamheden door de verzekeraar (art. 3.18 Wft). De betreffende werkzaamheden kunnen immers ook door de volmacht verlenende verzekeraar zelf worden verricht in de uitoefening van diens bedrijf als verzekeraar.

Indien een financiële onderneming met zetel in Nederland werkzaamheden uitbesteedt aan een derde, draagt de financiële onderneming er zorg voor dat deze derde de ingevolge dit deel met betrekking tot die werkzaamheden op de uitbestedende financiële onderneming van toepassing zijnde regels naleeft. Dat houdt tevens in dat de verzekeraar, ter uitvoering van art. 3.18 lid 3 van de Wft, ervoor dient te zorgen dat er wordt voldaan aan hetgeen bepaald is in hoofdstuk 5 BPR met betrekking tot de uitbesteding van werkzaamheden en de beheersing van risico’s die verband houden met de uitbestede werkzaamheden.

Ook vanuit gedragstoezicht perspectief zijn de werkzaamheden die de gevolmachtigd agent namens en voor rekening van de volmacht verlenende verzekeraar verricht aan te merken als uitbesteding van werkzaamheden door de verzekeraar (art. 4.16 lid 1 Wft). Indien een financiële onderneming werkzaamheden uitbesteedt aan een derde, draagt die financiële onderneming er zorg voor dat deze derde de ingevolge dit deel met betrekking tot die werkzaamheden op de uitbestedende financiële onderneming van toepassing zijnde regels naleeft.

Mocht een gevolmachtigde de uitbestede werkzaamheden niet conform het wettelijk kader verrichten, dan kan dit zijn weerslag hebben op de uitbestedende financiële instelling.
“Dit betekent dat de overtreding van zo’n bepaling door die derde een overtreding van artikel 4.16 door de financiële onderneming kan opleveren.” (Kamerstukken II 2005/06, 29 708, nr. 14, p.506)

Soorten gevolmachtigd agenten
Hoewel er vanuit juridisch perspectief geen verschil is tussen soorten gevolmachtigd agenten, onderscheidt de markt twee soorten spelers in het volmacht distributiekanaal. In het door SEO en SVC opgestelde rapport “Naar een toekomstbestendig volmachtbedrijf” zijn twee soorten gevolmachtigd agenten omschreven.

In de markt voor gevolmachtigd agenten komen verschillende soorten spelers voor, waarbij de tweedeling serviceproviders versus huisvolmachten het belangrijkst is (IG&H 2011). Serviceproviders fungeren als groothandel: ze bundelen de productie en polisbeheer van externe bemiddelaars. Huisvolmachtenkantoren hebben een volmachtkantoor naast het eigen provinciale bemiddelingbedrijf. De scheiding is niet strikt, ook agenten met een huisvolmacht kunnen met externe bemiddelaars werken.

Op basis van de bovenstaande indeling kan worden gesteld dat de huisvolmacht een directe relatie heeft met het bemiddelingsbedrijf via een houdstermaatschappij. Deze partijen vormen dan ook een groep conform art. 2.24 BW.

Uitbesteding en risicobeheersing
Indien een verzekeraar met een zetel in Nederland werkzaamheden uitbesteedt aan een derde, dient hij er zorg voor te dragen dat deze derde zich houdt aan de regels van de Wft. (art. 3.18 Wft) In het besluit prudentiële regels Wft (BPR) worden nadere regels gesteld met betrekking tot de uitbesteding, de beheersing van de risico’s en de inhoud van de uitbestedingsovereenkomst.

Medio 2014 heeft DNB onderzocht in welke mate verzekeraars de risico’s beheersen welke samenhangen met het hebben van een volmacht portefeuille. Het doel van het onderzoek was tweeledig:
– Inzicht krijgen in de risico’s welke gepaard gaan met uitbesteding in de vorm van volmacht verlening.
– Op sectorniveau beeld krijgen van de mate waarin deze verzekeraars de risico’s beheersen.

De belangrijkste bevinding van DNB was dat de uitbesteding aan een gevolmachtigd agent aanzienlijke risico’s met zich meebrengt en dat deze door verzekeraars niet altijd afdoende worden beheerst. De rode draad was in optiek van de DNB dat de commerciële belangen in sommige gevallen prevaleren boven risicobeheersing.

Risico op faillissement
Een van de grote risico’s die een verzekeraar loopt bij de uitbesteding van werkzaamheden is het potentiële faillissement van de partij aan wie de werkzaamheden worden uitbesteed (discontinuïteitsrisico). Bij een eventueel faillissement van een gevolmachtigd agent ontstaat zowel privaat- als publiek rechterlijk een complexe situatie waarbij de belangen van de consument / cliënt, verzekeraar, gevolmachtigd agent en bemiddelaar samen komen.

Roltransparantie tussen gevolmachtigd agent en bemiddelaar
Hoewel het uitvoeren van activiteiten als gevolmachtigd agent en het verrichten van bemiddelingsactiviteiten beiden vergunning plichtige activiteiten zijn, is er geen wettelijke verplichting om deze activiteiten in verschillende rechtspersonen onder te brengen. In het Protocol Volmacht (zelfregulering Verbond van Verzekeraars per 1 januari 2012) hebben de leden van het Verbond van Verzekeraars en de leden van de Nederlandse Vereniging van Gevolmachtigd Agenten vergaande afspraken gemaakt ten aanzien van de rol en het belang van transparantie. In deze bindende zelfregulering wordt onder andere bepaald dat de bemiddelingsactiviteiten en de werkzaamheden die namens de verzekeraar worden verricht als gevolmachtigd agent in verschillende rechtspersonen dienen plaats te vinden.
Gezien de grote verwevenheid van gevolmachtigde en bemiddelaar volgt hierna een toelichting op de juridische positie van de bemiddelaar.

Juridische positie Bemiddelaar
De Wft kent een ruim begrip van bemiddelen. Bemiddelingswerkzaamheden zijn onder andere: ‘alle werkzaamheden in de uitoefening van een beroep of bedrijf gericht op het tot stand brengen van een overeenkomst tussen een klant en een aanbieder’. Deze werkzaamheden vereisen een inhoudelijke betrokkenheid bij het tot stand brengen van een overeenkomst. Bij verzekeringen gaat het niet alleen om overeenkomsten tussen een consument en een aanbieder, maar ook om overeenkomsten tussen zakelijke klanten, ook wel cliënten, en een aanbieder. Ook het assisteren bij het beheer en de uitvoering van de overeenkomst valt onder het begrip bemiddelen.

  • Definitie Bemiddelaar (art. 1.1 Wft) Bemiddelen: alle werkzaamheden in de uitoefening van een beroep of bedrijf gericht op het als tussenpersoon tot stand brengen van een verzekering tussen een cliënt en een verzekeraar of op het assisteren bij het beheer en de uitvoering van een verzekering. Ten behoeve van de bemiddeling in schadeverzekeringen bieden de Wft en de BGFO de verzekeraar een mogelijkheid om een vergoeding te betalen aan de bemiddellaar voor haar bemiddelingsactiviteiten doormiddel van provisies.
  • Definitie Provisie (art. 1.1 Wft) Beloning of vergoeding, in welke vorm dan ook, voor het bemiddelen of adviseren ter zake van een verzekering.

Portefeuillerecht
Een verzekering die door bemiddeling van een bemiddelaar tot stand is gekomen of naar de portefeuille van een bemiddelaar is overgeboekt, behoort in de relatie tot de betrokken verzekeraar tot de portefeuille van die bemiddelaar zolang die verzekering daaruit niet is overgeboekt (art. 4.103 Wft).

Een aanbieder kan slechts met toestemming van de bemiddelaar of diens rechtverkrijgenden een deel van de portefeuille of diens gehele portefeuille overboeken naar de portefeuille van een andere bemiddelaar. Een uitzondering op deze regel wordt gemaakt als de consument schriftelijk aan de aanbieder laat weten dat de verzekering overgeboekt moet worden naar de portefeuille van een andere bemiddelaar. De aanbieder dient een dergelijk verzoek te respecteren, tenzij hij gegronde bezwaren tegen de nieuw gekozen bemiddelaar heeft (art. 4.103 lid 4 Wft).

Het portefeuillerecht als een zelfstandig vermogensrecht?
Of een assurantieportefeuille een zelfstandig vermogensrecht is waarop pandrecht gevestigd kan worden is lastig vast te stellen. Recent is de rechtbank Gelderland in haar uitspraak van 12 april 2018 (C/05/317649 / HA ZA 17-147) de volgende mening toegedaan.

Een assurantieportefeuille is samengesteld uit verschillende overeenkomsten waaruit vorderingsrechten voortvloeien. Aan dit vorderingsrecht in optiek van de rechtbank eventueel goodwill te verbinden. Echter een overeenkomst kan goederenrechtelijk, zonder expliciete toestemming van de wederpartij, niet worden overgedragen. Op basis hiervan concludeert de rechtbank dat een assurantieportefeuille als een verzameling van overeenkomsten niet te verpanden is. De eventueel uit de overeenkomsten voortvloeiende goodwill is niet aan te merken als een vermogensrecht (Hof Arnhem 13-12-2011, 200.070.902/01).

Op basis van de uitspraak van de Rechtbank van Roermond op 1 augustus 2013 (LJN BX5087) is echter te stellen dat de vorderingen uit een portefeuille met verzekeringen van een bemiddelaar wel een zelfstandig vermogensrecht vormen in de zin van art. 3.6 BW. Ook blijkt uit de uitspraak dat het mogelijk is om op de vorderingen uit de portefeuille van de bemiddelaar een stil-pandrecht te vestigen. (art. 2.37 BW) In het geval van een faillissement van een bemiddelaar neemt het stil-pandrecht en de wijze waarop deze in de pandakte is beschreven dan ook een cruciale rol in.

Stil-pandrecht
Aan een stil- pandrecht hangt het recht van parate executie (art. 3.248 lid 1 BW), waardoor dus zonder tussenkomst van de rechter kan worden verkocht. Tevens heeft de pandhouder een voorrangspositie in een faillissement. De pandhouder kan, met uitzondering van het bodemrecht van de fiscus (art. 21) IW, handelen alsof er geen faillissement is.

Op basis van het bovenstaande kan het stil-pandrecht bij het faillissement van een bemiddelaar zeer impactvol zijn ten aanzien van de positie van de verzekeraar. Immers een verzekeraar mag de overvoer van de portefeuille alleen weigeren bij gegronde bezwaren (art. 4.103 lid 4). Art. 17 WABB is de vrijwel identieke voorloper van art. 4.103 lid 4 WF. MvT bij art. 17 WABB blijkt dat de gegronde bezwaren van de verzekeraar zich tegen de bemiddelaar zelf moeten richten en tegen de overdracht als zodanig. (zie kamerstukken II 1988/89, 20 925, nr. 3 pp.22) Als uitgangspunt geldt dat een goede werkrelatie tussen de verzekeraar en de bemiddelaar mogelijk moeten zijn. Indien de relatie in het verleden reeds onmogelijk is gebleken, zou dit feit een gegrond bezwaar kunnen opleveren (zie kamerstukken II 1988/89 20 925 nr.6, p32).

Faillissement van een gevolmachtigd agent
Omdat bij een huisvolmacht beide werkmaatschappijen in de groep financiële verplichtingen aangaan en in veel gevallen de assurantieportefeuille van het bemiddelingsbedrijf hierbij ook als onderpand dient (stil-pandrecht), zal een faillissement van een van de werkmaatschappijen vergaande gevolgen hebben voor de bedrijfscontinuïteit van de groep. Vanuit de insolventiewet is het de primaire taak van de door de rechtbank aangestelde curator om de failliete boedel te gelde te maken en het geld te verdelen onder de schuldeisers.

Gezien de impact van het faillissement van een financiële onderneming krijgt de curator vanuit de Wft een bijzondere rol bij het voorkomen dat klanten van de gefailleerde onderneming tussen wal en schip raken. Dit bijvoorbeeld omdat hun hypotheken, kredieten of verzekeringspolissen niet of onzorgvuldig worden beheerd. Om het risico van consumentenbenadeling te verkleinen, krijgt de curator op basis van art. 1.104 lid 3 Wft vanaf de intrekkingsdatum van de bemiddelingsvergunning, een termijn van drie maanden (Richtlijn AFM faillissement bemiddelaar) voor de verkoop of overdracht van de portefeuille van de bemiddelaar. Na afloop van de termijn mag de curator geen vergunning plichtige activiteiten meer verrichten. De overdracht van de portefeuille van de bemiddelaar dient dan ook afgewikkeld te zijn voor het verstrijken van de bovengenoemde termijn. Is de portefeuille van de bemiddelaar niet overgedragen binnen de gestelde termijn dan overtreedt de curator artikel 2:80 lid 1 Wft.

Art. 1.104 lid 3 Wft. De toezichthouder kan bij het besluit tot intrekking van een vergunning tevens bepalen dat de financiële onderneming binnen een door de toezichthouder te stellen termijn het bedrijf geheel of gedeeltelijk afwikkelt. Bij een afwikkeling, al dan niet bepaald door de toezichthouder, wordt de financiële onderneming of de curator in faillissement van de financiële onderneming aangemerkt als vergunning houdende onderneming.

Ten aanzien van het faillissement van een gevolmachtigd agent is door de toezichthouders nog geen richttermijn verstrekt voor de maximale duur dat de curator vergunningplichtige activiteit mag verrichten. Bij een eventueel faillissement van een gevolmachtigde zal dit conform het bovenstaande artikel per geval worden bepaald. Echter met het oog op de toelichting bij artikel 4.16 Wft zal de verzekeraar bij een eventueel faillissement van een gevolmachtigde de voorkeur geven aan een directe inname van de uitbestede werkzaamheden en/of overdracht van de uitbestede werkzaamheden aan een andere gevolmachtigd agent.

Protocol afwikkeling faillissement intermediair
Uit het vorige hoofdstuk heeft u kunnen opmaken dat een curator bij een faillissement van een bemiddelaar een beperkt tijdspad heeft om de portefeuille aan financiële producten over te dragen aan een andere financieel dienstverlener. Om dit proces te vereenvoudigen en om te voorkomen dat klanten van de gefailleerde onderneming tussen wal en schip raken heeft het Verbond van Verzekeraars per 8 mei 2015 het Protocol Afwikkeling Faillissement Intermediair geïmplementeerd.

Het protocol is bindende zelfregulering voor de aangesloten leden van het Verbond van Verzekeraars en regelt ten aanzien van het faillissement van een intermediair het volgende:
– Aanstelling van 1 interne faillissementscoördinator binnen de verzekeraar.
– Verzekeraar maakt bij voorkeur binnen 10 dagen aan de curator haar rechten en bevoegdheden kenbaar.
– De verzekeraar mag haar portefeuille gedurende een periode van drie maanden niet innemen, in eigen beheer nemen of het beheer uitbesteden aan een nieuwe intermediair.
– Verzekeraars betalen de eventueel verschuldigde provisie vanaf de uitspraak van het faillissement gedurende een maximale periode van 3 maanden door, waarbij de provisie op een geblokkeerde rekening-courant, vallend onder de boedel, wordt geboekt.
– De verzekeraar mag zich gedurende het afwikkelen van het faillissement niet beroepen op diens recht op het terugboeken van de provisie. De terugboekregeling is onlosmakelijk verbonden met de portefeuille, echter de verrekening met de terugboeking van provisie wordt in deze periode niet geëffectueerd.
– Verzekeraars mogen pas na 3 maanden overgaan tot het uitwinnen van hun zekerheden (stil-pandrecht).
– Als de curator er niet in slaagt om de portefeuille binnen maximaal drie maanden over te dragen, dan mag de verzekeraar zelf overgaan tot het overvoeren van de portefeuille naar een nieuwe intermediair.
– Om de curator te ondersteunen bij het doorzetten van de bemiddelingsactiviteiten gedurende het faillissement zullen verzekeraars een pool van interim-adviseurs oprichten die de curator kunnen ondersteunen bij de bemiddelingsactiviteiten.

De in het Protocol Faillissement Intermediair opgenomen regeling inzake het stil-pandrecht (sub 6) ondermijnt de mogelijkheid van de verzekeraar om zijn pandrecht uit te winnen in de eerste 3 maanden na uitspraak van het faillissement en vergroot hiermee het financiële risico voor de verzekeraar als stil-pand houder.

Premie-incasso en faillissement bemiddelaar
Onder de juridische positie van de bemiddelaar staat dat de bemiddelaar in beginsel het recht op incasso van de verzekeringspremie heeft. De verzekeraar kan in de onderstaande gevallen de bemiddelaar het recht op premie-incasso ontnemen:
– de bemiddelaar niet meer is ingeschreven in het AFM-register;
– de bemiddelaar de premie-incasso in ernstige mate verwaarloost;
– de bemiddelaar in gebreke blijft om de geïnde premies tijdig af te dragen; of
– de bemiddelaar zich schuldig heeft gemaakt aan handelingen, die de vrees rechtvaardigen dat hij niet aan zijn uit de premie-incasso voortvloeiende verplichtingen zal voldoen.

Bij faillissement van een bemiddelaar welke namens de verzekeraar de premies incasseert zal in alle gevallen sprake zijn van een of meerdere gronden om het recht op premie-incasso te ontnemen. Door het recht op premie-incasso en de achterstand in afdracht van premies voorafgaande aan het faillissement heeft de verzekeraar nagenoeg altijd een vordering op de gefailleerde bemiddelaar.

Premie-incasso en schadebetalingen bij faillissement gevolmachtigd agent
Privaatrechtelijk is de verzekeraar verantwoordelijk voor de werkzaamheden welke zij heeft uitbesteed aan haar gevolmachtigd agenten. De gevolmachtigd agent oefent namens en voor rekening van de betreffende verzekeraar(s) het verzekeringsbedrijf uit. Het optreden van de gevolmachtigd agent wordt dan ook toegerekend aan de verzekeraar op grond van artikel 3:60 BW.

Bij een faillissement van een gevolmachtigd agent dient de verzekeraar dan ook zorg te dragen voor de betaling van schades aan consumenten en ondernemingen. Ook wanneer de verzekeraar deze eventueel al voorafgaand aan het faillissement aan de gevolmachtigde heeft voldaan.

Consumentenbescherming bij het faillissement van bemiddelaar of gevolmachtigd agent
De wet beschermt de consument in het geval dat de bemiddelaar de geïncasseerde premie door financieel onvermogen niet kan afdragen aan de aanbieder. De verzekeringnemer heeft bevrijdend betaald zodra hij de premie en eventuele kosten aan de bemiddelaar heeft voldaan.

Zo is de consument ook beschermd in het geval dat een verzekeraar/gevolmachtigd agent bijvoorbeeld een schadebedrag uitkeert via een bemiddelaar, waarna deze niet in staat is het bedrag aan de consument te overhandigen. Deze consumentenbescherming vloeit niet voort uit de Wft maar uit het verzekeringsrecht in titel 7:17 artikel 937 van het Burgerlijk Wetboek.
– Artikel 936 1. Heeft een tussenpersoon zich bij de verzekeringsovereenkomst tegenover de verzekeraar tot betaling van premie en kosten als eigen schuld verbonden, dan is de verzekeringnemer jegens de verzekeraar gekweten voor zover de premie en kosten voor rekening van de tussenpersoon zijn gekomen of aan deze zijn voldaan. De verzekeringnemer is tot vergoeding van die premie en kosten aan de tussenpersoon gehouden.
– Artikel 937. De verzekeraar die een uitkering doet aan de tussenpersoon, is jegens de tot uitkering gerechtigde gekweten voorzover hetgeen hij aan de tot uitkering gerechtigde verschuldigd is aan deze laatste is voldaan, doch in ieder geval voorzover de tot uitkering gerechtigde door de betaling aan de tussenpersoon is gebaat.

Gevolgen bij geen of onvoldoende splitsing van de activiteiten van de bemiddelaar of de gevolmachtigd agent
Verzekeraars die een samenwerkingsovereenkomst hebben met een gevolmachtigd agent waarbij de bemiddeling en volmacht activiteiten niet of onvoldoende zijn gesplitst, zullen bij de afwikkeling van een faillissement aanzienlijke problemen hebben om het klantbelang voor hun uitbestede activiteiten te borgen. De administratie en activiteiten van de onderneming zijn immers niet of onvolledig gesplitst en de curator zal dan ook niet eenvoudig kunnen vaststellen welke activiteiten en kasstromen behoren tot de verzekeringsportefeuille (zelfstandig vermogensrecht) of de werkzaamheden namens verzekeraar.

Voorbeelden die een faillissement van een gevolmachtigd agent of een bemiddelaar in dezelfde groep kunnen compliceren zijn:
– Kasstromen op bankrekeningen die behoren aan de verkeerde werkmaatschappij
– Foutieve contractuele tenaamstelling van CRM applicaties/back-office administratiekantoren
– Verkeerd gebruik van telefoonnummers, briefpapier en emailadressen
– Een beperkte splitsing zal dan ook een groot effect hebben op snelheid en de mogelijkheden van de verzekeraar om de aan de gefailleerde uitbestede bedrijfsprocessen te in-sourcen of onder te brengen bij een andere gevolmachtigd agent.

Solvency II in correlatie tot het discontinuïteitsrisico van gevolmachtigd agenten
Met de implementatie van de Solvency II richtlijn zijn veel additionele regels van kracht geworden die vergaande impact hebben op wijze waarop de uitbesteding van werkzaamheden door een financiële instelling wordt vormgegeven. Om deze risico’s bij verzekeraars onder de aandacht te brengen is door DNB recent de Good Practice Uitbesteding opgesteld.

Het uitbesteden van werkzaamheden door een verzekeraar is een strategische keuze en hangt samen met financiële en imago technische risico’s. Specifiek bij de uitbesteding aan gevolmachtigd agenten loopt een schadeverzekeraar bij een faillissement de volgende risico’s:
– Allereerst het cashflow risico: Dit is het risico dat een verzekeraar een deel van premie- en schadestroom verliest dat zich in de failliete boedel bevindt van de gevolmachtigd agent. Een ander risico betreft de door verzekeraars aan gevolmachtigd agenten verstrekte leningen, die door faillissement niet meer aan de verzekeraar worden terugbetaald.
– Operationeel risico: De verzekeraar is door het faillissement van een gevolmachtigd agent, niet in staat om direct te voldoen aan zijn contractuele verplichtingen ten opzichte van de verzekeringnemer. De verzekeraar zal bij faillissement eerst het beheer over de portefeuille moeten terugnemen of de volmachtportefeuille bij een andere gevolmachtigd agent moeten onderbrengen.
– Imagorisico: De verzekeraar komt door faillissement of niet correct handelen van een gevolmachtigd agent op negatieve wijze in de publiciteit.

Conclusie
De uitbesteding van werkzaamheden aan gevolmachtigd agenten brengt naast verschillende voordelen ook grote uitdagingen met zich mee. Met het oog op de weergegeven risico’s is het van groot belang dat de verzekeraar en gevolmachtigd agent gezamenlijk een helder kader hebben waaruit eventuele problemen kunnen worden geadresseerd.

Hierbij dient het discontinuïteitsrisico vanuit een financieel en het “klant belang centraal” perspectief nadrukkelijk te worden geadresseerd. Bij de behandeling van deze thema’s zouden door beide partijen ook gevoelige onderwerpen zoals een volledige data ontsluiting van alle klantgegevens, het bieden van additionele financiële waarborgen door gevolmachtigden, als bijvoorbeeld het maandelijks afdragen van het rekening-courant saldi, niet mogen worden geschuwd.

Ook dienen partijen bestaande wetgeving en zelfregulering nadrukkelijker te verankeren in hun interne control framework. Hierbij is het van belang dat de intentie van bestaande wetgeving en zelfregulering niet uit het oog verloren wordt. Discontinuïteit van een gevolmachtigd agent heeft immers niet alleen impact op het imago van de verzekeraar maar op de financiële sector in zijn geheel.

Rob Potter is advisor Risk, Control & Data Management bij Vivat. Hij schreef dit artikel op persoonlijke titel. Het artikel is eerder gepubliceerd via LinkedIn Pulse.

GEEN REACTIES