Veel pensioenfondsen hebben nog geen ervaring met premieovereenkomsten

Veel pensioenfondsen hebben nog geen ervaring met premieovereenkomsten

Hoewel na de invoering van het nieuwe pensioenstelsel in 2023 iedereen pensioen gaat opbouwen volgens een premieovereenkomst, hebben veel pensioenuitvoerders daar nu nog weinig ervaring mee. Eind 2020 was slechts 6% van de opgebouwde waarde van pensioenen die nog in de opbouwfase zijn, opgebouwd in een premie- of kapitaalovereenkomst. Het grootste deel van het pensioen wordt dus opgebouwd in een uitkeringsovereenkomst. Dat blijkt uit het Sectorbeeld Pensioenen 2022 van de Autoriteit Financiële Markten (AFM).

Nog vooral pensioenopbouw via uitkeringsovereenkomsten

Van de zeven miljoen actieve deelnemers aan een pensioenregeling bouwt 20% pensioen op via een premieovereenkomst. Ondanks dat maakt de totale waarde die op deze manier is opgebouwd, nog maar 6% uit van het totaal. Tien van de twaalf pensioenverzekeraars bieden premieovereenkomsten aan. Deze groep is verantwoordelijk voor 70% van de totale opgebouwde waarde in dit type regeling. Bij de pensioenfondsen zijn er slechts 53 van de 171 die een premieovereenkomst aanbieden. Een meerderheid van de pensioenfondsen heeft dus nog geen ervaring met het type overeenkomst dat ze na de stelselwijziging zullen moeten uitvoeren.

Weinig gebruik van keuzemogelijkheden

Ook met variabele uitkeringen hebben veel pensioenuitvoerders nog weinig ervaring. Op dit moment is 2% van de lopende pensioenuitkeringen afkomstig uit een premieovereenkomst. Hiervan is nog geen 6% een variabele uitkering. Dat betekent dat 0,1% van de waarde van de lopende pensioenuitkeringen een variabele uitkering is. De pensioenuitvoerders hebben hier dus nog weinig ervaring mee. Toch zal het in het nieuwe pensioenstelsel steeds gebruikelijker worden. Dan zal van de pensioenuitvoerders verwacht worden dat zij de deelnemers in hun keuzes begeleiden. Nu stevent 90% van de deelnemers af op een vaste uitkering. Dat zal deels een bewuste keuze zijn maar het kan ook komen doordat mensen niet afwijken van de default optie.

Een andere keuze die deelnemers kunnen hebben, is de mogelijkheid de beleggingsmix aan te passen. Bij pensioenfondsen kan slechts 19% van de deelnemers met een premieovereenkomst dit. Bij verzekeraars (88%) en PPI’s (94%) is dit percentage veel hoger. Toch maakt slechts 8% er gebruik van.

Ook op de pensioendatum maken deelnemers weinig gebruik van de keuzemogelijkheden. Ruim een derde kiest voor een hooglaag-constructie en ook slechts bijna een derde kiest ervoor om het partnerpensioen om te zetten in een hoger ouderdomspensioen. Overigens hebben deelnemers in een pensioenfonds veel minder keuze in het variëren van de uitkering na pensionering: 89% van de deelnemers met een premieovereenkomst bij een pensioenfonds heeft hier geen keuze in. Bij verzekeraars en PPI’s heeft slechts 7% deze keuze niet.

Goede begeleiding nodig

De AFM benadrukt dat een goede keuzebegeleiding voor deelnemers belangrijk is. Op dit moment krijgen deelnemers nog niet altijd de begeleiding die nodig is om goede keuzes te maken. In het nieuwe pensioenstelsel worden de keuzemogelijkheden alleen maar groter. Een verkeerde keuze kan grote financiële gevolgen hebben. Daar zullen de pensioenuitvoerders extra aandacht voor moeten hebben.

Bron: AFM

GEEN REACTIES