Uitkering lijfrente duurt anderhalf jaar; deurwaarder is desondanks niet nodig

Uitkering lijfrente duurt anderhalf jaar; deurwaarder is desondanks niet nodig
© Pixabay

Interpolis hoeft van het Kifid niet op te draaien voor buitengerechtelijke incassokosten vanwege de anderhalf jaar te late uitkering van een lijfrente. Deze kosten zijn volgens de Geschillencommissie niet redelijk. Betaling van een deel van de wettelijke rente is wél terecht.

Een consument heeft een lijfrentepolis bij Interpolis, die op 10 juli 2018 expireert. Een half jaar later, op 2 januari 2019, stuurt Interpolis de consument, die inmiddels in Canada woont, een herinneringsbrief met de vraag wat hij met de uitkering ter waarde van €33.198 wil doen. Voor advies en het regelen van de gang zaken rond de uitkering moet de consument bij zijn tussenpersoon zijn, zegt Interpolis.

Weer een half jaar later, op 22 juli 2019, heeft de consument telefonisch contact met de tussenpersoon. Deze meldt dezelfde dag aan de verzekeraar dat de consument toch zelf contact mag opnemen met de verzekeraar over de uitkering.

Geschutter
Er volgt ingewikkeld geschutter tussen verzekeraar, tussenpersoon en consument. Consument stuurt drie e-mailberichten naar Interpolis, op 22 en 29 juli en 11 augustus 2019, met het verzoek om contact over de uitkering. Interpolis vraagt toch aan de tussenpersoon om hierover contact op te nemen met de consument. Op 13 augustus 2019 vraagt de tussenpersoon aan de consument om diens gegevens voor het uitkeren. Op 26 september 2019 meldt hij dat deze compleet zijn en doorgestuurd naar de verzekeraar. Eind oktober vraagt de consument bij de tussenpersoon waar de uitkering blijft; zijn gegevens blijken niet volledig. Half november zelfde verhaal, de consument dreigt nu met een deurwaarder. Het blijkt dat de uitkering retour is gekomen nadat deze was overgemaakt. Op 5 december 2019 gebeurt dit opnieuw, naam en rekeningnummer komen niet overeen. Uiteindelijk ontvangt de consument de uitkering op 3 januari 2020.

Deurwaarder
Intussen echter heeft een gerechtsdeurwaarder namens de consument Interpolis op 16 december per brief gesommeerd om de lijfrente-uitkering, incassokosten (€ 3.025,00) en rente (€ 174,63) binnen zeven dagen over te maken.

In zijn eis bij het Kifid stelt de consument dat Interpolis de uitkering eigenlijk al op 10 juli 2018 had moeten overmaken, omdat deze vanaf dat moment opeisbaar was. Bovendien had de verzekeraar eerder moeten vragen om de benodigde gegevens voor uitbetaling. Bovendien vindt de consument het merkwaardig dat het zijn schoonzus wel is gelukt om een geldbedrag vanuit Nederland naar Canada over te maken binnen drie dagen, maar Interpolis niet.

De Geschillencommissie oordeelt dat “het verzekeraar niet siert dat hij niet heeft gereageerd op de e-mails van 22 en 29 juli en 11 augustus 2019 van consument waardoor er enige vertraging is ontstaan”, maar dit is op zichzelf niet voldoende dat de verzekeraar dan al in verzuim zou zijn. Zeker niet nu uit het dossier blijkt dat de consument zelf pas op 22 juli 2019 contact opnam met zijn tussenpersoon, terwijl hem in ieder geval al een half jaar eerder per brief was gevraagd wat hij met de uitkering wilde doen. Het argument van de consument dat de verzekeraar eerder kon beschikken over de benodigde bewijsstukken, kan hem ook niet baten. Immers, de verzekeraar heeft pas op 29 oktober 2019 alle benodigde bewijsstukken van de consument via de tussenpersoon ontvangen.

Tussenpersoon is geen vertegenwoordiger van verzekeraar
En dat die bewijsstukken niet eerder waren opgevraagd door de tussenpersoon, valt de verzekeraar niet toe te rekenen, omdat – in tegenstelling tot wat de consument beweert – de tussenpersoon geen vertegenwoordiger is van de verzekeraar.

Gelet op het voorgaande, is vanaf 21 oktober 2019 sprake van een toerekenbare tekortkoming wegens het niet tijdig betalen van de uitkering door de verzekeraar. Is het dan redelijk dat er buitengerechtelijke incassokosten zijn gemaakt? De commissie vindt van niet.

Geen onwil
De Commissie oordeelt dat uit de e-mailcorrespondentie tussen consument en tussenpersoon duidelijk blijkt dat verzekeraar de uitkering heus zou gaan betalen, maar dat dit op zich liet wachten door het ontbreken van benodigde gegevens en overboekingsproblemen, omdat de consument in het buitenland woont. Met die wetenschap had Consument kunnen verwachten dat het nog steeds niet ontvangen van de uitkering in december 2019 niets te maken had met onwil vanuit verzekeraar, maar met betalingsproblemen. Gelet hierop acht de Commissie de verrichte incassowerkzaamheden door de deurwaarder niet redelijkerwijs noodzakelijk om betaling van de uitkering te verkrijgen. Wel moet de verzekeraar de wettelijke rente betalen over de periode 21 oktober 2019 tot 3 januari 2020. De uitspraak is overigens niet bindend.

 

 

GEEN REACTIES