Markt deels zelf schuldig aan APF-uitstel

De lobby heeft zijn werk zo grondig gedaan dat SZW voor vrijwel elk detail nog niet zeker is van een meerderheid in het parlement.

Staatssecretaris Klijnsma heeft de Tweede Kamer bericht dat de inwerkingtreding van het Algemeen Pensioenfonds uitgesteld wordt tot 1 januari 2016. De reden daarvan is schrijft zij met gevoel voor understatement dat in het verslag van de Tweede Kamer “op verschillende punten om nadere duiding of uitwerking van het wetsvoorstel wordt verzocht”. Ze noemt in dit verband de vrijwillige pensioenregelingen, collectieve waardeoverdracht, de bestuurlijke inzet en het werkkapitaal.

Gevoel voor understatement, omdat die lijst van onderwerpen eenvoudig is uit te breiden met niet de minst impactvolle. De Kamerfracties zijn minstens zo geïnteresseerd en verdeeld over zaken als: Mogen verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen zich omvormen tot APF of in elk geval zich bij een APF aansluiten.

Hoe kunnen meerdere regelingen binnen één collectiviteitskring uitgevoerd worden en kan dan sprake zijn van premiedifferentiatie.

Hoe zit het als de dekkingsgraad van een toetredend fonds lager is dan die van de collectiviteitskring.

Waar zit het verschil tussen een fonds met winstoogmerk en enkel de uitvoeringsorganisatie met winstoogmerk. Misschien werkt het toestaan van (gereguleerd) winstoogmerk wel tot een neerwaartse druk op de uitvoeringskosten en heeft dat juist een positief effect op de rendementen.

De verschillende vragen die voor een belangrijk deel zijn ingegeven door de lobby van de diverse marktpartijen zullen worden uitgewerkt in verschillende documenten. Uiteraard in een nota naar aanleiding van het verslag, maar ook in een ‘eventuele’ nota van wijziging. De staatssecretaris geeft daarmee aan dat zij wijzigingen in het wetsvoorstel overweegt naar aanleiding van de gestelde vragen. Het blijft gissen op welke onderwerpen die wijzigingen betrekking zullen hebben.

Mocht het tot een nota van wijziging komen (hetgeen bepaald niet is uit te sluiten) dan zal met betrekking tot de wetswijzigingen makkelijk opnieuw een lobbygolf kunnen ontstaan, misschien gevolgd door nieuwe vragen vanuit het parlement.

Dat laatste zal zeker het geval zijn zodra het onderliggende Besluit ter consultatie wordt aangeboden. De staatssecretaris werkt in dat besluit het onderwerp werkkapitaal uit. Een gevoelig onderwerp, omdat daarmee wordt aangegeven welke partijen dat werkkapitaal kunnen verstrekken, of met andere woorden: welke partijen als eigenaar van de APF kunnen worden beschouwd. Voor de hand liggende vraag daarbij is of de samen te voegen pensioenfondsen dat kapitaal mogen financieren vanuit hun bestaande vermogens. En: welke invloed kan een kapitaalverschaffer uitoefenen of de werkorganisatie. Kan die taken aan zichzelf uitbesteden of diensten bij hem laten inkopen?

Niet in de brief genoemd, maar ook in het Besluit zal geregeld moeten worden op welke wijze partijen aan hun vergunningplicht kunnen voldoen.

Het is vooral de Pensioenfederatie geweest die aangedrongen heeft op spoedige inwerkingtreding van de wet. Terecht, omdat tal van kleinere pensioenfondsen aan een dergelijke bundeling behoefte hebben. Aan de andere kant ligt de fondsenkoepel dwars wanneer het gaat om een invulling op punten van de wet die haar onwelgevallig zijn. Je kan natuurlijk niet vragen aan de wetgever een wet snel klaar te maken voor publicatie in het Staatsblad als je niet bereid bent tijdig compromissen te sluiten.

Gezien het feit dat er na verschijning van de nieuwe documenten het gesteggel over de genoemde onderwerpen met hernieuwd elan zal worden voortgezet, lijkt het handig om elk geval het hoofdstuk vergunningplicht in een apart Besluit onder te brengen. Dan kunnen in afwachting van de definitieve wettekst al de nodige handelingen verricht worden door geïnteresseerde partijen en door DNB.

Jan Aikens

GEEN REACTIES