Banken moeten meer samenwerken met opsporingsdiensten in hun strijd tegen witwassen en terrorismefinanciering. Want ondanks de strenge controles van banken – tot ergernis van rekeninghouders – blijven te veel financiële misdrijven onopgemerkt.
Het is niet de toezichthouder die dit zegt, maar de banken zelf. De Nederlandse Vereniging van Banken, de politie, de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD) en de Financial Intelligence Unit (FIU) hebben de afgelopen maanden hun onderzoeksmethodes tegen het licht gehouden. Het resultaat is een inventarisatie, getiteld Financial Crime Threat Assessment of The Netherlands.
Genoemd worden misdrijven als drugshandel, sanctieontwijking, witwassen, moderne slavernij en ondergronds bankieren. Van twintig financiële dreigingen is een uitgebreide analyse gemaakt. Maar om criminelen niet wijzer te maken dan ze zijn, blijven deze analyses alleen beschikbaar voor de banken en opsporingsdiensten.
Voornaamste conclusie van de Threat Assessment is dat banken vanwege hun hoedanigheid sommige verschijnselen van financiële criminaliteit niet opmerken. Banken hebben bijvoorbeeld meer zicht op het ontwijken van sancties en het verhullen van de uiteindelijke belanghebbende, dan op ondergronds bankieren. In die gevallen moeten er dus andere maatregelen worden genomen.
Meer samenwerking in het financiële ecosysteem
De NVB pleit dan ook voor meer samenwerking binnen het financiële ecosysteem. Ze adviseert een Nationaal Coördinator aan te stellen. Met zo’n functionaris kunnen banken en opsporingsdiensten beter focussen op dezelfde risico’s en kunnen de beschikbare middelen effectiever en doelgerichter worden ingezet.
En dan hoeven bonafide klanten daar minder onder te lijden. Want ook de NVB merkt dat het maatschappelijke draagvlak voor witwascontroles onder druk staat. Anti-witwas-coördinator Helène Erftemeijer van de NVB: “Als publieke partijen ons kunnen vertellen wie de boeven zijn en hoe ze te werk gaan, dan kunnen wij veel gerichter zoeken en hoeven we klanten minder lastig te vallen.”
Bron: NVB
