Consument had over de tussenpersoon moeten klagen, niet over de bank

Consument had over de tussenpersoon moeten klagen, niet over de bank
© Ajel, Pixabay

Het is niet aan de bank om de wensen en behoeften van consumenten te inventariseren bij het aangaan van een overeenkomst. Dat hoort de tussenpersoon te doen. Maar soms gaat dat mis, blijkt uit deze uitspraak van de Geschillencommissie van het Kifid.

Een consument sloot in 2005 via een tussenpersoon een hypotheek af bij SNS Bank, nu dochter van De Volksbank. Daarbij moest hij ook een overlijdensrisicoverzekering afsluiten, met een verzekerd bedrag van maar liefst € 25.000,-.

Zorgplicht geschonden

De consument eist nu dat de bank wordt veroordeeld tot een schadevergoeding van € 4.000,-. Redenen: de bank heeft haar zorgplicht geschonden door deze ORV te eisen, terwijl dit hoge verzekerde bedrag niet noodzakelijk was. Daarnaast zou de bank niet gecontroleerd hebben of het verzekerde bedrag voldeed aan de acceptatienormen van de bank; ten slotte heeft de bank de consument niet geïnformeerd dat het afgesloten verzekerde bedrag ver boven de noodzakelijke norm zat.

Offerte

SNS bank betwist dat zij een specifiek bedrag geëist heeft en verwijst hierbij naar de offerte. Daarin is inderdaad geen verplicht verzekerd bedrag opgenomen. Ook uit andere overgelegde stukken is dat niet af te leiden.

De Geschillencommissie van het Kifid stelt de consument in de gelegenheid om alsnog een document uit de administratie van de tussenpersoon uit 2005 op te duiken waaruit zou blijken dat de bank deze ORV heeft geëist. Daarop komt de consument met de volgende verklaring, gedateerd 23 september 2023, van de tussenpersoon:

“(..) Ten tijde zijn er bij meerdere geldverstrekkers offertes opgevraagd. Enkel [de bank] heeft offerte uitgebracht voor het gewenste hypotheekbedrag. Dit had te maken met de verhouding van salaris ten opzichte van het hypotheekbedrag. [De bank] had toen pas een geheel nieuwe hypotheekconstructie, een maatwerkhypotheek, waarmee men dit soort uitzonderlijke hypotheken toch wilde verstrekken. Ons kantoor heeft van [de bank] speciaal voor deze maatwerk hypotheek een softwareprogramma ontvangen. Dit programma gaf na het invoeren van de gegevens aan of er een ORV benodigd was en voor welk bedrag. Het aangegeven en berekende bedrag volgens dit programma is dan door [de tussenpersoon] aangevraagd bij de levensverzekeringsmaatschappij waarbij uiteindelijk [de bank] als pandhouder op de polis werd aangetekend.”

Rekentool

In een reactie weigert de bank deze verklaring te erkennen als “bewijsstuk”. Wel zegt de woordvoerder van de bank dat er in 2005 een rekentool bestond die als hulpmiddel kon worden gebruikt om de maximale hypotheek op basis van maatwerk te berekenen. De rekentool gaf hierbij niet aan of er een ORV benodigd was en voor welk bedrag.

Kortom: de commissie oordeelt “dat niet is komen vast te staan dat de bank heeft geëist dat een overlijdensrisicoverzekering werd afgesloten met een verzekerd bedrag van 25 mille”.

Niet de verantwoordelijkheid van de bank

De consument voert nog aan dat de bank had moeten controleren of het verzekerde bedrag afweek van de acceptatienorm van de bank en dat de bank de consument had moeten informeren wanneer het verzekerde bedrag ver boven het noodzakelijk verzekerde bedrag uitkwam. Maar in dit geval was dat niet de verantwoordelijkheid van de bank.

“Een tussenpersoon moet (…) op de hoogte zijn van de acceptatienormen van de bank waarmee deze zaken doet. Daarnaast is het aan de tussenpersoon om te controleren of het product voldoet aan de normen van de bank en de wensen en behoeften van de consument. (…) Daarnaast kan het zijn dat een klant een reden heeft om een hoger bedrag te verzekeren. De inventarisatie hiervan ligt bij de tussenpersoon en niet bij de bank”, aldus de Geschillencommissie in haar bindende uitspraak.

Bron: Kifid

GEEN REACTIES