AFM: iets minder vrijblijvend s.v.p.

AFM-voorzitter: “Strikte interpretatie van leidraden niet altijd nodig”. Maar wanneer dan wel en wanneer niet?

Tweemaal in korte tijd sprak AFM-voorzitter Merel van Vroonhoven over de toezichtrol van de AFM. Eerst bij het Verbond van Verzekeraars en daarna tijdens het SEH congres. Positief is, dat zij de lijn doortrekt die de toezichthouder de afgelopen jaren heeft uitgezet: het zoeken van de dialoog met de bedrijfstak. Maar daar moet onmiddellijk bij worden aangetekend dat zo’n dialoog alleen zinvol is, wanneer die de duidelijkheid verhoogt. En op dit moment lijkt het tegendeel het geval.

Met alle respect: wat moet de compliance afdeling van een verzekeraar met de opmerking dat de sector zich achter de regels verschuilt en dat regels niet gezien moeten worden als afvinklijstjes? Zonder dat daarbij wordt aangegeven hoe die regels dan wel in de visie van de AFM geïnterpreteerd kunnen worden.

En wat kan de hypotheekadviseur met de opmerking dat sommige de leidraden heel strikt interpreteren, terwijl die strikte interpretatie niet altijd (de cursivering is van de AFM zelf) nodig is. Van Vroonhoven tijdens het SEH congres: “De doelstelling van onze leidraden is adviseurs te ondersteunen bij het verhogen van de kwaliteit. Het is een leidraad, een richtlijn, en niet wetgeving. En laat ik u zeggen: ik ben niet van de regeltjespolitie. Maar ik verwacht wel kwaliteit. Zolang de belangen van uw klant voorop staan, zullen wij niet snel met elkaar van mening verschillen.”

Dit is een vorm van dialoog die zijn doel mist. Sterker: die niet vrij van risico’s is. Hier wordt een situatie gesuggereerd die niet bestaat. Zodra er immers verschil van mening ontstaat tussen marktpartijen en AFM over de interpretatie van leidraden, over de vraag of het klantbelang centraal stond, is er geen sprake meer van de gelijkwaardigheid die in de woorden van Van Vroonhoven doorklinkt. Dan is de mening van de AFM leidend en zal zij handhavend optreden waarbij de dialoog een heel andere betekenis krijgt.

De AFM heeft zich in het verleden leren kennen als een toezichthouder die over zoveel mogelijk handhavingsinstrumenten wil beschikken. In haar wetgevingsbrieven heeft zij vele malen met succes aangedrongen op aanscherping van de regelgeving. Neem het artikel over de productontwikkeling, waarin het te voeren proces stap voor stap dwingend staat beschreven. Neem ook de door de AFM geïnitieerde discussie over het algemene zorgplichtartikel in de Wft, dat evenmin ruimte biedt voor een open dialoog tussen toezichthouder en onder toezichtgestelde. Van Vroonhoven heeft in beide rollen geacteerd en moet dus als beste weten hoe lastig het is om met open normen te werken. En hoe onwerkbaar het is als die open normen worden ingevuld door een toezichthouder die daarbij opmerkt dat een andere invulling wellicht ook mogelijk is, maar intussen zoveel mogelijk gereedschappen wil hebben om bij toetsing achteraf te kunnen toeslaan.

Branchepartijen hebben er recht op te weten op welk moment de wetgevende functie van een leidraad ophoudt en de guidance functie daarvan begint. En kom dan niet aan met de opmerking dat slechts sprake is van het bieden van een handvat, maar wees op voorhand duidelijk welke ‘best practices’ de norm vormen en binnen welke bandbreedtes ongestraft kan worden geopereerd.

De tijd dat een hinderwetambtenaar een bedrijf tot grote investeringen kon dwingen om daarna te zeggen dat die onvoldoende waren voor een vergunning hoort voorgoed achter ons te liggen.

Jan Aikens

GEEN REACTIES