Nettopensioen en arbeidsongeschikte deelnemers: kabinet neemt geen actie

Het kabinet komt niet met een aparte regeling voor mensen boven de aftoppingsgrens met premievrijstelling wegens arbeidsongeschiktheid die een slechte gezondheidsprognose hebben

De Eerste Kamer heeft tijdens de behandeling van de Verzamelwet pensioenen 2014 de casus besproken van mensen die voor hun arbeidsongeschiktheid langdurig veel meer dan € 100.000 verdienden, al langere tijd arbeidsongeschikt zijn en een slechte gezondheidsprognose hebben en die premievrijstelling wegens arbeidsongeschiktheid bij een pensioenfonds hebben. Dat laatste betekent dat de opbouw van het ouderdomspensioen en het nabestaandenpensioen wordt voortgezet waarbij de deelnemer zelf geen premies hoeft af te dragen. Als een betreffende deelnemer overlijdt op (of vóór) 31 december 2014 zou de partner ervan een fors hoger nabestaandenpensioen krijgen dan indien deze deelnemer overlijdt op of na 1 januari 2015.

In de meeste gevallen geldt dat het deel van het nabestaandenpensioen dat is opgebouwd vóór 1 januari 2015 door de fiscus wordt gerespecteerd. Dat geldt zowel voor het nabestaandenpensioen op opbouw- als op risicobasis.

Voor het vervolg is de werknemer afhankelijk van de vraag of en op welke wijze de werkgever een aanbod voor een nettopensioen c.q. lijfrente aanbiedt.

Is dat in de tweede pijler dan geldt een keuringsverbod. Dat is niet het geval in de derde pijler. Daardoor ontstaat het risico dat mensen met een slechte gezondheid zich niet of moeilijk kunnen verzekeren.

Klijnsma erkent in haar brief aan de Eerste Kamer dat de vraag of de mensen om wie het hier gaat ook na 1 januari 2015 toegang hebben tot een nabestaandendekking afhangt van de afspraken die sociale partners daar over maken. “Dat is het geval als zij ook een nettopensioen aanbieden aan de groep mensen met premievrijstelling wegens arbeidsongeschiktheid. Op dit moment zijn, respectievelijk worden, door cao-partners en pensioenuitvoerders afspraken gemaakt. Ik ga er van uit dat de gevolgen voor het nabestaandenpensioen en voor deze specifieke groep daarbij bijzondere aandacht krijgt, omdat ik heb begrepen dat sociale partners deze problematiek al meerdere keren hebben besproken in de Stichting van de Arbeid.”

De staatssecretaris volstaat met deze feitelijke constateringen en overweegt kennelijk geen extra maatregelen indien sociale partners dit probleem niet of onvoldoende aanpakken.

GEEN REACTIES