Verlaagde pensioenopbouw leidt niet automatisch tot premieverlaging

De vaststelling van de premie is niet alleen afhankelijk van de maximum opbouwpercentages. De vrijval kan ook aangewend worden voor verbetering van de regeling.

Dat antwoordt het kabinet op schriftelijke vragen van het Tweede Kamerlid Steven van Weyenberg (D66) die berichten citeert dat pensioenfondsen de verlaging van het Witteveenkader willen vertalen in een premieverlaging.

“De Pensioenwet verplicht pensioenfondsen een feitelijke premie vast te stellen die tenminste kostendekkend is. Op het moment dat de fiscaal maximaal toegestane opbouwpercentages wettelijk worden verlaagd, daalt de kostendekkende premie van de (verlaagde) opbouw. De vaststelling van de feitelijke premie is echter niet alleen afhankelijk van de maximum opbouwpercentages. Sociale partners kunnen (binnen de grenzen van het Witteveenkader) de vrijval van premieruimte aanwenden voor een verbetering van de regeling op andere onderdelen. Ook de pensioenwetregelgeving kan invloed hebben op de premiestelling. Zo dient een pensioenfonds bij een dekkingstekort in beginsel een premie vast te stellen die bijdraagt aan herstel. Voor zover een fonds een deel van de vrijval wil gebruiken voor het verbeteren van de financiële positie van het fonds, is een pensioenfondsbestuur verplicht zich daarbij te richten naar de belangen van alle bij het pensioenfonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden, pensioengerechtigden en de werkgever(s). Op grond van deze wettelijke eis tot evenwichtige belangenbehartiging moet het pensioenfondsbestuur ervoor zorgen dat genoemde groepen zich door het bestuur op evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen. De evenwichtige belangenbehartiging is essentieel voor het draagvlak en vertrouwen in ons pensioenstelsel en het behoud van de collectiviteit en solidariteit waarop pensioenfondsen zijn gebaseerd.”

Het kabinet verwacht dat de rekening van tekorten niet eenzijdig bij werkenden wordt gelegd. Maar: “Het is primair de verantwoordelijkheid van pensioenfondsbesturen om in concrete situaties een oordeel te vellen over de evenwichtige belangenbehartiging. DNB houdt daar toezicht op.”

18,5% per dienstjaar minder pensioenopbouw

Van Weyenberg vroeg ook wat het effect van de voorgestelde inperking van het Witteveenkader tot 1,75% heeft op de uiteindelijke pensioenopbouw van jongeren.
Het kabinet antwoordt dat vanaf 2015 circa 18,5% per dienstjaar minder pensioen via de omkeerregeling kan worden opgebouwd ten opzichte van 2014.

Het vergelijkingsjaar 2014 is waarschijnlijk met opzet gekozen omdat op dat moment het opbouwpercentage is verlaagd van 2,25% naar 2.15%. Wordt de huidige situatie als uitgangspunt genomen dan gaat het om 22,2% minder opbouw per dienstjaar.

“Eerder gold het uitgangspunt dat met 35 opbouwjaren een pensioen van 70% eindloon bereikt kon worden. De wettelijke opbouwperiode is vervolgens vergroot. Allereerst door de toetredingsleeftijd voor deelname aan een pensioenregeling in de Pensioenwet te verlagen van 25 naar 21 jaar. Ook is de fiscale pensioenrichtleeftijd sinds 1999 stapsgewijs verhoogd van 60 naar 67 jaar (in 2014) en deze leeftijd zal verder oplopen met de ontwikkeling van de levensverwachting. Hoewel de wettelijke opbouwperiode de afgelopen jaren aldus is verlengd, heeft dit nooit geleid tot een verhoging van het aantal benodigde opbouwjaren voor een adequaat pensioen. Met de voorgenomen verlaging van de maximum opbouwpercentages gebeurt dit wel.”

Ieder nadeel heeft zijn voordeel

Het kabinet ziet ook voordelen in een lagere pensioenopbouw. Dan houdt de deelnemer immers meer geld over voor andere nuttige zaken: “Het feit dat in de tweede pijler jaarlijks minder pensioen zal worden opgebouwd, betekent overigens niet dat de vermogenspositie voor toekomstige generaties automatisch navenant minder wordt. Bij minder pensioenopbouw in de tweede pijler ontstaat immers financiële ruimte voor bijvoorbeeld aflossing van eigenwoningschuld. Ook vermogensopbouw met netto-inkomen behoort tot de mogelijkheden.”

GEEN REACTIES