Uitbreiding doelgroep die eed moet afleggen blijft gehandhaafd

Ondanks kritische vragen blijft Dijsselbloem van mening dat de eed afgelegd moet worden door alle leidinggevenden en klantmedewerkers.

Dat schrijft hij in de Nota n.a.v. het verslag betreffende de Wijzigingswet financiële markten 2015.

De wijzigingswet gaat er in tegenstelling tot de huidige regelgeving van uit dat risicovolle activiteiten die de financiële soliditeit van een financiële onderneming in gevaar brengen niet alleen uitevoerd worden door beleidsbepalers en interne toezichthouders. Ook de leidinggevende personen onder de laag van beleidsbepalers dragen verantwoordelijkheid voor verregaande besluiten die “potentieel negatieve consequenties kunnen hebben voor de sector.”

Betrouwbaarheids- en geschiktheidstoets

Op grond van deze redenering wordt in de wijzigingswet de doelgroep waarvoor een aantal specifieke regels geldt, uitgebreid. Dat betreft allereerst de eisen met betrekking tot geschiktheid en betrouwbaarheid. De geschiktheids- en betrouwbaarheidstoets ook gelden voor personen die

  • werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van een bank of verzekeraar met zetel in Nederland,
  • een leidinggevende functie vervullen
  • direct onder het echelon van de beleidsbepalers, en
  • verantwoordelijk zijn voor natuurlijke personen wier werkzaamheden het risicoprofiel van de onderneming wezenlijk kunnen beïnvloeden.

Het betreft hier dus alleen verzekeringmaatschappijen en banken en niet bijvoorbeeld beleggingsinstellingen, ppi’s en adviseurs/bemiddelaars. Dijsselbloem schat in dat circa 650 personen voor wie nu geen wettelijke eisen van betrouwbaarheid en geschiktheid gelden, onder de nieuwe regeling zullen vallen. In aanvulling daarop zullen per jaar nog eens ongeveer 65 nieuwe personen uit de nieuwe doelgroep aan bedoelde eisen moeten gaan voldoen.

De minister waarschuwt dat wanneer blijkt dat genoemde risico’s zich ook bij andere financiële instelling blijken voor te doen, hij de doelgroep verder zal uitbreiden. Datzelfde geldt als verzekeraars of banken bepaalde verantwoordelijkheden gaan neerleggen bij groepen medewerkers die net niet onder de geschiktheids- en betrouwbaarheidseisen vallen. (Nota pag. 4 en volgende)

De eed of belofte

Eenzelfde uitbreiding gaat gelden voor het afleggen van de eed of de belofte. Ook die wordt uitgebreid naar de groep personen die bij een verzekeraar of bank een leidinggevende functie vervullen direct onder het echelon van de beleidsbepalers. Maar daar blijft de uitbreiding niet bij.
De minister: “Ook medewerkers (op werkvloerniveau) moeten zich ten volle bewust zijn van de gedragsregels die hen persoonlijk aangaan en ervan doordrongen zijn dat werken in de financiële sector maatschappelijke verantwoordelijkheid met zich brengt; een zodanige maatschappelijke verantwoordelijkheid dat daarvoor een eed of belofte moet worden afgelegd.” Dijsselbloem doelt hierbij op alle medewerkers van alle financiële ondernemingen “wier werkzaamheden het risicoprofiel van de onderneming wezenlijk kunnen beïnvloeden en zogenaamde klantmedewerkers. Wat betreft de eerste groep medewerkers kan gedacht worden aan individuele handelaren op trading desks die omvangrijke posities kunnen innemen, kredietverstrekkers en kredietbeoordelaars bij banken, en leden van commissies die besluiten over kredietverstrekking en het productontwikkelingsproces. Voor wat betreft de groep klantmedewerkers kan in ieder geval worden gedacht aan degenen die een klant adviseren over een financieel product. Maar ook medewerkers die een klant, al dan niet op diens verzoek, informeren over bijvoorbeeld de samenstelling of de werking van een financieel product, zonder dat de klant daarbij wordt geadviseerd, zoals degenen die in het kader van een execution-only relatie de klant bedienen.”

Via een nota van wijziging zal de doelgroep verder uitgebreid worden naar alle bankmedewerkers.

Geen symboolwetgeving

“Op het niveau van een ministeriële regeling zal – in lijn met de eed of belofte voor beleidsbepalers en interne toezichthouders – worden opgenomen dat het daarbij niet alleen gaat om het ondertekenen van het formulier, maar ook om het uitspreken van de eed of belofte. Dit onderstreept het belang van de centrale normen en waarden waar de financiële sector voor staat en versterkt de bewustwording daarvan bij de persoon die de eed of belofte aflegt. Mede om deze redenen is de eed of belofte geen symboolwetgeving, maar juist een nuttig instrument dat ertoe strekt een bijdrage te leveren aan het herstel van vertrouwen in de financiële sector.” (Nota pag. 12 en volgende)

GEEN REACTIES