Sociale partners hebben invloed op hoogte pensioenkosten

Staatssecretaris De Krom heeft antwoord gegeven aan 3 vragenstellers n.a.v. het LCP-onderzoek naar de kosten van pensioenfondsen.

Aanleiding voor de Kamervragen is het onderzoek van actuarieel adviesbureau Lane, Clark & Peacock (LCP) waaruit blijkt dat bijna 20% van de jaarlijkse pensioenpremies direct op gaat aan kosten (zie ook: 20% van premie gaat op aan kosten bij pensioenfondsen).

De Krom volgt in de antwoorden op vragen Roos Vermeij (PvdA) en Pieter Omtzigt (CDA) de redenering van de Pensioenfederatie: Het genoemde percentage zegt niet veel over de gemaakte kosten van pensioenfondsen. “Dit is een percentage waarbij de kosten worden gerelateerd aan de betaalde pensioenpremie. Pensioenpremies worden echter alleen betaald voor actieve deelnemers, terwijl ook het vermogen dat wordt aangehouden ter dekking van de pensioenverplichtingen van inactieve deelnemers (gepensioneerden en slapers) beheerd moet worden. Kosten van vermogensbeheer moeten daarom worden gerelateerd aan de grootte van het beheerd vermogen. Internationaal is het ook gebruikelijk dat de vermogensbeheerskosten gerelateerd worden aan de grootte van het vermogen. Vaste beheerskosten zijn een percentage van het belegd vermogen. Naarmate het vermogen groeit, zullen de vermogensbeheerskosten in euro ook groeien.” En: “De vermogensbeheerkosten bedroegen in totaal naar schatting tussen de 0,45 en 0,53% van het pensioenvermogen.”

Rol sociale partners

Opvallende aandacht besteedt de staatssecretaris op de invloed van sociale partners op de door een fonds te maken kosten.

“Verschillen in kosten tussen pensioenfondsen met vergelijkbare deelnemersbestanden zijn verklaarbaar uit keuzes van sociale partners of fondsbestuur. Afgezien van schaalgrootte worden de administratiekosten namelijk beïnvloed door bijvoorbeeld de complexiteit van de regeling (en met name overgangsregelingen), de gewenste dienstverlening, zoals communicatie naar deelnemers en het type pensioenfonds. Een beroepspensioenfonds of een bedrijfstakpensioenfonds moet andere kanalen gebruiken om de deelnemers te bereiken dan een ondernemingspensioenfonds.”

En: “Een aantal aspecten die de hoogte van de uitvoeringskosten bepalen worden niet door het fonds bepaald, maar door sociale partners. Zij bepalen met de keuze voor een eigen regeling of aansluiting bij een bedrijfstakpensioenfonds (als dit in de sector bestaat) de grootte van het deelnemersbestand. Sociale partners bepalen de complexiteit van de regeling en eventuele overgangsregelingen als gevolg van wijzigingen in de pensioenregeling.”

Vergelijken pensioenfondsen

In antwoord op vragen van Helma Lodders antwoordt De Krom niet bereid te zijn om pensioenfondsen onderling te vergelijken, maar heeft er geen bezwaar tegen als commerciële partijen dat wel zouden doen.

“Er zijn verschillende aspecten die de kosten van een pensioenfonds bepalen. Die aspecten verschillen per fonds en maken dat ook de kosten sterk kunnen verschillen. Een vergelijking op alleen kosten is naar mijn mening niet zinvol als daarbij al die relevante aspecten niet worden meegenomen. Er is niets op tegen als commerciële partijen die vergelijking maken, maar de beoordeling hiervan is aan partijen zelf.”

Belangrijkste prikkel ligt bij sociale partners

Ook bij deze antwoorden legt de staatssecretaris de kostenbal deels bij sociale partners:

“In de eerste plaats ligt een belangrijkste [sic] prikkel voor pensioenfondsen om de kosten laag te houden in de betrokkenheid van sociale partners bij het pensioenfonds. Sociale partners zijn tevens de partijen die de pensioenpremie betalen. Zij hebben dus bij uitstek belang bij zo laag mogelijke kosten. Elke euro die op de uitvoering bespaard kan worden, is daarmee beschikbaar voor een verlaging van de premie of een verhoging van de pensioenopbouw. Ook in de betrokkenheid van de deelnemers via de deelnemersraad ligt een prikkel voor het pensioenfonds om efficiënt om te gaan met de kosten.

Verder zorgt de verplichtstelling bij bedrijfstakpensioenfondsen voor grote en stabiele collectiviteiten die vanwege de schaalgrootte kostenefficiënt kunnen opereren.”

GEEN REACTIES