Regels pensioenverevening niet dwingend

Echtgenoten zijn bij huwelijkse voorwaarden afgeweken van het regime van de Wet Verevening Pensioenrechten. Overeengekomen was dat de man het pensioendeel dat hij in eigen BV opbouwde niet hoefde te verevenen/verrekenen bij echtscheiding. De vrouw beriep zich er vergeefs op dat van de wettelijke regeling niet mag worden afgeweken,

De Wet verevening pensioenrechten bij scheiding (WVPS) is geldig ten aanzien van echtscheidingen die na 30 april 1995 zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Op grond van artikel 11 van de WVPS vindt, indien de echtgenoten bij huwelijkse voorwaarden, gemaakt vóór de inwerkingtreding van deze wet, algehele gemeenschap van goederen hebben uitgesloten of beperkt, verevening van pensioenrechten plaats als genoemd in die wet, tenzij de echtgenoten bij huwelijkse voorwaarden of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding uitdrukkelijk anders hebben bepaald.  Het hof is van oordeel dat hieruit reeds blijkt dat de WVPS geen dwingendrechtelijke regeling is en de Hoge Raad volgt deze redenering.

Van een "uitdrukkelijk" uitsluiten in de zin van art. 11 WVP kan eveneens sprake zijn ingeval partijen in hun huwelijkse voorwaarden met het oog op een eventuele scheiding hebben bepaald dat (bepaalde) pensioenrechten niet worden verrekend.

Het arrest van de Hoge Raad

GEEN REACTIES