Rechtbank maakt weg vrij voor invoering abonnementen

Een bemiddelaar kan zijn overeenkomst met de klant opzeggen en die vervangen door een abonnement.

De rechtbank Utrecht heeft geoordeeld dat Multisafe zich niet schuldig heeft gemaakt aan oneerlijke handelspraktijken. Het intermediairbedrijf voerde voor particuliere klanten een abonnementensysteem in. Wie daar geen gebruik van wilde maken kon overstappen naar een andere adviseur.

De Consumentenbond vond dat Multisafe de overeenkomst ongewijzigd moest voortzetten en in elk geval de klanten erop had moeten wijzen dat zij het recht hadden op ongewijzigde voortzetting van de overeenkomst. Multisafe mocht volgens de Consumentenbond de overeenkomst niet eenzijdig wijzigen.

De rechtbank oordeelt dat Multisafe dat recht wel heeft en wijst daarvoor op artikel 7:408 BW. Daarin staat dat de opdrachtnemer (de bemiddelaar dus) de overeenkomst kan opzeggen indien deze voor onbepaalde tijd geldt en niet door volbrenging eindigt.

Van zo’n overeenkomst is sprake en, redeneert de rechtbank, als een partij bevoegd is om een overeenkomst op te zeggen, dan vloeit daar logischerwijs uit voert dat zij niet verplicht is de overeenkomst ongewijzigd voort te zetten.

Dat betekent overigens niet dat de bemiddelaar bevoegd is op eigen houtje de overeenkomst te wijzigen. Maar de weg die Multisafe kan wel: die stelde een wijziging voor, namelijk het invoeren van een abonnementensysteem. Accepteerde de klant die wijziging niet, dan had hij het recht de overeenkomst op te zeggen.

De rechtbank: “De wederpartij kan uiteraard niet gedwongen worden om de wijziging te accepteren, maar moet mogelijk accepteren dat de overeenkomst dan beëindigd wordt.”

De Consumentenbond heeft daar tegenin gebracht dat het helemaal niet gaat om een overeenkomst voor onbepaalde tijd. Er is sprake van een “een ‘sequeel’ van de verzekeringsovereenkomst, die voor bepaalde tijd wordt aangegaan, en dus geldt de overeenkomst eveneens geldt voor bepaalde tijd.”

De rechtbank zegt hierover: “Er bestaat uiteraard een verband tussen de overeenkomst met de tussenpersoon en de verzekeringsovereenkomsten die door bemiddeling van die tussenpersoon gesloten worden, maar dat verband is niet zo nauw dat de overeenkomst met de tussenpersoon een soort aanhangsel wordt van de verzekeringsovereenkomst.

In feite wordt de overeenkomst van opdracht (impliciet) gesloten wanneer de klant de tussenpersoon benadert om advies of een offerte te vragen, dus voordat de verzekeringsovereenkomst wordt gesloten. Wanneer de klant de verzekering inruilt voor een andere, verandert dat op zich niets aan de overeenkomst met de tussenpersoon. Een klant kan ook bij dezelfde tussenpersoon verschillende verzekeringen hebben, met verschillende looptijden. De overeenkomst met de tussenpersoon hangt daarom niet zo nauw samen met de verzekeringsovereenkomst dat deze als een aanhangsel daarvan te beschouwen is. Andere redenen om de overeenkomst met de tussenpersoon te beschouwen als een tijdelijke zijn niet gegeven.”

GEEN REACTIES