Reaal mag provisiebetaling niet eenzijdig stopzetten of afkopen

De voorzieningenrechter heeft in kort geding bepaald dat Reaal Bancaire Diensten lopende provisieafspraken moet eerbiedigen.

Het vonnis is gewezen in een rechtszaak over de eenzijdige stopzetting van provisie op bankspaarproducten die Adfiz namens leden voert tegen Reaal.

De rechter concludeert dat de wijziging van provisieafspraken alleen mogelijk is met wederzijds goedvinden. Adfiz-directeur Hanneke Hartman: “De rechter spreekt zich klip en klaar uit en schept hiermee zeer gewenste duidelijkheid over hoe de markt voor de klant goed kan werken”.

De rechter oordeelt dat Reaal niet het recht heeft om eenzijdig de samenwerkingsovereenkomst te wijzigen. Ook al heeft Reaal een reëel belang om contracten aan te passen, betekent dat nog niet dat Reaal afkoop van provisieaanspraken mag afdwingen, en zo stelt de rechter. Dat Reaal in haar SWO een clausule heeft opgenomen voor eenzijdige aanpassing helpt haar niet. Deze clausule is volgens de rechter niet van toepassing op een ingrijpende aanpassing als het stopzetten van de provisie. Uitgangspunt van een overeenkomst is volgens de rechter “dat men geen overeenkomst of wijziging opgedrongen kan krijgen die men niet wil”.

Het beroep van Reaal op het provisieverbod als onvoorziene omstandigheid is afgewezen. “De wijziging van het Bgfo met ingang van 1 januari 2013 was niet voorzien ten tijde van het aangaan van de samenwerkingsovereenkomst, maar het Bgfo biedt dankzij de eerbiedigende werking juist ruimte voor het in stand laten van de provisieregeling bij reeds gesloten overeenkomsten. Reaal wordt door de wijziging in het Bgfo niet genoodzaakt tot het treffen van maatregelen.

De bewuste keuze van de wetgever om niet in te breken in lopende contracten blijkt tevens uit de overwegingen in de brief van de minister dat ‘provisiestromen ten aanzien van overeenkomsten inzake financiële producten van voor die datum mogen doorlopen’.

Afkoop is ongewenste sturing

In de brief wordt de consequentie van de eerbiedigende werking ook onder ogen gezien, maar hierover overweegt de minister dat het gedurende enige tijd blijven bestaan van provisiestromen een ‘tijdelijk probleem’ is. Het opleggen van een afkoopregeling lijkt de minister zelfs onwenselijk te vinden, gelet op het feit dat vervolgens in de brief wordt overwogen: …’dat het versneld laten afrekenen van nog uitstaande provisieverplichtingen door aanbieders eerder aanleiding zal geven tot mogelijke ongewenste sturing dan het onder handhaving van de balansregel geleidelijk laten aflopen’.”

Reaal meent een volstrekt redelijk (afkoop)aanbod gedaan te hebben. De rechter wil zich daar niet over uitspreken in kort geding: “Of Reaal wellicht alsnog haar doel kan bereiken met een aanbod dat zo aantrekkelijk dat de bemiddelaar niet kan weigeren, is aan partijen zelf.”

GEEN REACTIES