Premie niet betaald; toch uitkeringsplicht

Ondanks de premieachterstand moet verzekeraar op grond van redelijkheid en billijkheid de gehele schade vergoeden. De premie voor de brandverzekering van een kledingwinkel wordt maandelijks automatisch afgeschreven, zo ook op 2 maart en 1 april. De april-overschrijving wordt 9 april gestorneerd en de maart-overschrijving op 21 april. Op 12 april breekt brand uit waardoor de inventaris verloren gaat. Ondanks de premieachterstand moet verzekeraar op grond van redelijkheid en billijkheid de gehele schade vergoeden.

De rechtbank oordeelt dat:

  • verzekeraar terecht betoogt dat de premie niet tijdig voldaan is;
  • verzekeraar geen aanmaning hoefde te versturen onder vermelding van de gevolgen van het uitblijven van betaling; volgens vaste jurisprudentie is dat wel noodzakelijk bij particulieren maar niet bij zakelijke verzekerden, zoals ondernemers;
  • verzekeraar niet verplicht was tot verrekening over te gaan van de schadeuitkering met de achterstallige premie.

Toch wordt verzekeraar veroordeeld tot betaling van de gehele schade en wel op grond van de redelijkheid en billijkheid. Daarbij schenkt de rechtbank bijzondere aandacht aan de bedrijfsvoering van de kledingzaak en wil er rekening mee houden dat de verzekerde tweemaal per jaar in het vroege voor- en najaar voorraad inkoopt. Verzekerde hierover: "Betaling van de daarmee gepaard gaande facturen legt beslag op het leeuwendeel van de kredietruimte in zijn rekening-courant. De debetstand loopt vervolgens gaandeweg het seizoen verder terug, totdat de volgende inkoop plaatsvindt." Doordat hij de winkel vanaf het moment van de brand echter heeft moeten sluiten, viel iedere cashflow weg, terwijl er wel allerlei kosten waren. Bovendien was hij door de consternatie als gevolg van de brand het overzicht over de stand van zijn rekening kwijt. Het gevolg van een en ander is de stornering geweest. Verzekeraar wees erop dat de eerste stornering op 9 april plaatsvond, drie dagen vóór de brand. Het helpt verzekerde dat het hier om de apriltermijn ging en dat de maarttermijn pas op 21 april werd gestorneerd. Tussen de brand en deze laatste stornering is verzekerden 10.000 euro cash flow misgelopen, berekende de rechtbank en vindt het voldoende aannemelijk dat de stornering van de maartpremie "een gevolg is van de brand en de daarmee samenhangende consternatie."

En de geweigerde aprilpremie? Daarover zegt de rechtbank dat "gesteld noch gebleken is dat deze onder normale omstandigheden niet tijdig, derhalve vóór 30 april [de premie moet bij vooruitbetaling voldaan worden binnen dertig dagen] door verzekerde zou zijn hersteld".

In dit kort geding acht de voorzieningenrechter "niet voor redelijke twijfel vatbaar dat de bodemrechter op basis van deze feitelijke constellatie zal oordelen dat een beroep op de door de polis geboden mogelijkheid om de uitkering op te schorten naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.

"De voorzieningenrechter is al met al van oordeel dat het belang dat verzekerde in ieder geval een kans krijgt om zijn onderneming overeind te houden moet prevaleren boven het belang van verzekeraar om voorlopig op het uitkeringsgeld te blijven zitten."

Het volledige vonnis

GEEN REACTIES