Positieve imagodoorbraak van verzekeraars in “Den Haag”

In een brief aan de Tweede Kamer prijst Dijsselbloem de belangrijke bijdrage van het Verbond en toont hij begrip voor de zorgen m.b.t. Solvency II.

Het merendeel van de discussiestukken die gewisseld werden tussen ministerie van Financiën en het parlement hadden op zijn minst een kritische toon als het ging om de verzekeringsbedrijfstak. De toonzetting van de brief die Dijsselbloem vandaag naar de Tweede Kamer stuurde, heeft een heel andere toonzetting:

“In zijn position paper heeft het Verbond van Verzekeraars beschreven op welke wijze verzekeraars als institutionele beleggers kunnen investeren in de Nederlandse economie. Ik ben het Verbond erg erkentelijk voor het feit dat verzekeraars actief mee denken op welke wijze zij kunnen investeren in de Nederlandse economie. Deze actieve betrokkenheid komt tot uitdrukking in het position paper, maar ook in de betrokkenheid van verzekeraars bij het overleg tussen vertegenwoordigers van het kabinet met institutionele beleggers zoals dat het afgelopen jaar verschillende keren heeft plaatsgevonden. Verzekeraars hebben een belangrijke bijdrage geleverd aan de totstandkoming van deze resultaten, in het bijzonder met betrekking tot het MKB-investeringsfonds dat verzekeraars gaan oprichten.

Vervolgens gaat de minister in op de voorstellen van het Verbond:

1. Versterken van het Nederlandse bedrijfsleven en met name het MKB;

2. Bijdrage aan het oplossen van het financieringsgat op de woningmarkt; en

3. Investeren in duurzaamheid, infrastructuur en de combinatie wonen, zorg (en pensioen).

Dit initiatief heeft geleid tot een commitment van het Rijk met pensioenfondsen het verzekeraars om circa 200 miljoen euro te investeren in het mkb-investeringsfonds.

Het is Dijsselbloem niet ontgaan dat de verzekeraars op financieel terrein alleen hun maatschappelijke rol kunnen uitvoeren als zij niet verplicht worden exceptioneel zware kapitaalbuffers aan te houden. Verzekeraars hebben van begin af aan de uitgangspunten van Solvency II omarmd. Een van de uitgangspunten van de prudentiële regels is, dat kapitaaleisen aan beleggingen worden gesteld die afhankelijk zijn van het risicoprofiel van die beleggingen. Hier wordt echter lang niet altijd recht gedaan aan de risico’s die verzekeraars bij sommige beleggingen in de praktijk daadwerkelijk lopen. Door het hanteren van een grove kam moeten verzekeraars in het komende Solvency-regime buffers aanhouden dan noodzakelijk. En het ligt dan voor de hand dat er minder kapitaal overblijft om bijvoorbeeld de Nederlandse economie een stimulans te kunnen geven.

De minister onderschrijft het standpunt van het Verbond dat de Europese regelgeving zoals die in de pen zit “suboptimaal kunnen uitpakken voor bepaalde beleggingen.

Dat geldt in de eerste plaats voor de MKB-leningen waarin verzekeraars via het mkb-investeringsfonds participeren.

“Nederland is van mening”, schrijft de minister, “dat bij het vaststellen van de kapitaaleisen voor MKB-leningen rekening moet worden gehouden met de risicomitigerende werking van eventueel aanwezig onderpand. Dat is thans niet geoorloofd onder Solvency II. Nederland zet zich in de onderhandelingen over de detailregelgeving in Solvency II al geruime tijd hiervoor in. Er is echter sinds oktober 2011 door de Europese Commissie niet meer gesproken over de detailregels voor Solvency II. Het is derhalve onbekend of de Europese Commissie gehoor geeft aan deze wens. De Europese Commissie zal waarschijnlijk pas duidelijkheid kunnen geven over de detailregels Solvency II wanneer de Omnibus II onderhandelingen zijn afgerond.”

Securitisaties

Het is het Verbond een doorn in het oog dat de ‘hypotheekpakketten’ als risicovol worden beoordeeld. Dat mag in andere landen zo zijn; in Nederland ligt dat anders.

Dijsselbloem erkent dat en wijst erop dat eerst De Jager en nu hij zich hebben ingezet voor een behandeling die beter aansluit bij het daadwerkelijke risicoprofiel. 

“Zoals het Verbond aangeeft hebben verzekeraars hieraan bijgedragen door de cijfers beschikbaar te stellen. Ik zal mij voor dit punt blijven inzetten en ik waardeer de ondersteuning vanuit de verzekeraars. Het standaardiseren van RMBS (securitisaties) kan een belangrijk positief effect hebben op de aantrekkelijkheid van RMBS voor investeerders. De oprichting van de Dutch Securitisation Association (DSA) en de daarmee samenhangende standaardisatie van definities en rapportages met betrekking tot RMBS vind ik dan ook een goede stap.”

Minder meegaand is Dijsselbloem in het aanduiden van hyothecaire leningen als langdurige beleggingen. De rentevastperiode is over het algemeen vijf jaar en na het verstrijken van die termijn is de klant vrij naar een andere hypotheekaanbieder te gaan. “Wanneer een verzekeraar meer verwachte rendementen wil meenemen in de berekening van de boekhoudkundige waarde van de hypothekenportefeuille dan kan die verzekeraar er voor kiezen om voor de consument aantrekkelijke lange termijn rentetarieven aan te bieden zodat er meer hypotheken worden afgesloten met een lange termijn rentelooptijd.”

PPS

Wel onderschrijft Dijsselbloem het standpunt van het Verbond dat PPS-projecten (publiek private samenwerking) minsder risicogevoelig zijn dan Solvency II wil doen geloven. “Het risicogewicht dat wordt gekoppeld aan bedrijfsobligaties (inclusief PPS-obligaties) is relatief gezien hoog ten opzichte van dat van bijvoorbeeld staatsobligaties. Zo kan het Solvency II-regime investeringen in bepaalde lange termijn projecten ontmoedigen. Een aanpassing van de kalibratie van de kapitaaleisen kan hier verbetering in brengen.”

“Ik zal mij”, besluit hij zijn brief, “daarom onverminderd blijven inzetten voor een sterk prudentieel kader dat de rechten van polishouders goed beschermt, maar dat tevens zo goed mogelijk aansluit op de onderliggende risico’s.”

Kortom: verzekeraars en politiek/bestuurlijk Den Haag blijken oog te houden voor elkaars positie en respect voor elkaars standpunten. Een positieve doorbraak.

GEEN REACTIES