Pensioenen blijven achter bij de loon- en prijsstijging

In 2011 worden pensioenaanspraken en – uitkeringen gemiddeld nauwelijks verhoogd wat betekent dat pensioenen achter blijven bij de loon- en prijsstijging.

Dat blijkt uit een jaarlijkse enquête van de Nederlandsche Bank onder de 25 grootste pensioenfondsen.

Daarmee blijft ook de zogenoemde toeslagverlening achter bij de ambitie van pensioenfondsen die gebaseerd is op de in het voorgaande jaar gerealiseerde loon- en prijsstijging van circa één procent. De meeste deelnemers en pensioengerechtigden ontvangen in 2011 geen toeslag op hun pensioenrechten. De afdracht van pensioenpremies door werkgevers en werknemers stijgt ondertussen in 2011 verder van 16,3 naar 16,9 procent van de salarissom.

De reden van het achterblijven van de aanspraken en uitkeringen is gelegen in de financiële positie van de pensioenfondsen: deze staat toeslagverlening op dit moment niet toe. In 2010 is de gemiddelde dekkingsgraad van 109 naar 107 procent gedaald. Dankzij gunstige beleggingsresultaten namen de beschikbare middelen weliswaar toe, maar de verplichtingen stegen sterker door de lage rente en de toegenomen levensverwachting van de Nederlanders.

In 2010 werden de pensioenrechten nog met 0,4 procent verhoogd. Daarmee blijft in 2011 de toeslagverlening net als in 2010 achter bij de toeslagambitie, de stijging van de pensioenaanspraken en –uitkeringen zodanig dat loon- en prijsstijgingen worden gecompenseerd.  Deze bedraagt dit jaar 1,1 procent voor deelnemers en 1,2 procent voor pensioengerechtigden. In 2010 bedroeg de ambitie nog 2,3 procent voor deelnemers en 1,7 voor pensioengerechtigden.

De lagere percentages voor 2011 weerspiegelen dat de loon- en prijsstijging in Nederland in de afgelopen jaren is afgezwakt.

Terugkijkend over een langere periode, is te zien dat van 2003 tot en met 2007 de waarde van gespaarde pensioenen en uitkeringen achter gebleven is bij de toeslagambitie. In 2008 verleenden veel pensioenfondsen inhaaltoeslagen om zo eerder opgelopen achterstanden in te halen. In de jaren daarna is tijdens de kredietcrisis de achterstand weer opgelopen. Op individueel niveau bestaan overigens wel verschillen tussen de pensioenfondsen, afhankelijk van de kwaliteit van de pensioenregeling en de financiële positie van het fonds.

Tot en met 2001 ontvingen pensioenfondsen minder premies dan zij aan uitkeringen betaalden. Maar daarna zijn de ontvangen premies sterk toegenomen. In 2011 stijgt het premiepercentage verder van 16,3 naar 16,9 procent van de salarissom. Het aandeel van de werkgevers in de premie (meestal ruwweg tweederde van het totaal) neemt met 0,5 procentpunt toe tot 10,9 procent, dat van werknemers stijgt met 0,2 procentpunt tot 6,0 procent.

GEEN REACTIES