Oudedagsvoorziening 3e pijler tot € 250.000 veilig bij bijstand

Verlangd wordt dat mensen het eventuele meerdere, niet vrijgelaten pensioenvermogen te gelde maken alvorens zij een beroep op bijstand doen.

Staatssecretaris Klijnsma gaat in een brief aan de Tweede Kamer in op de afspraken in het Witteveenakkoord met betrekking tot ‘pensioenopbouw’ van zelfstandigen.

Een van die afspraken betreft de bescherming van de door zelfstandigen opgebouwde oudedagsvoorzieningen voor de vermogenstoets in de Wet werk en bijstand.

Klijnsma: “Bij een eventueel beroep op de WWB kan de gemeente verlangen dat de zelfstandige dat pensioen-vermogen te gelde maakt. Gevolg daarvan is dat de besparingen die de zelfstandige had gedaan niet langer ten goede komen aan diens oudedags-voorziening. In het Witteveenakkoord is aangekondigd dat wettelijk zal worden geregeld dat het pensioenvermogen in de derde pijler in het geval van een beroep op bijstand – onder voorwaarden en binnen bepaalde grenzen – niet hoeft te worden opgenomen en bestemd kan blijven voor een aanvullend pensioen.”

Aangesloten wordt bij de Participatiewet. Daarin wordt geregeld dat de gemeente bij de aanvraag om bijstand – onder voorwaarden en binnen bepaalde grenzen – niet kan verlangen dat een voorziening voor een oudedagspensioen in de derde pijler te gelde wordt gemaakt. Daarbij gaat het om dezelfde soorten pensioenvoorzieningen die in aanmerking komen voor de fiscale faciliëring met de zogeheten ‘omkeerregel’ (inleg en aanspraak onbelast, uitkering belast). Naast lijfrenteverzekeringen vallen derhalve ook lijfrentespaarrekeningen en lijfrentebeleggingsrechten onder deze vrijlating.

Ook voor werknemers

Het karakter van de bijstand als algemeen inkomensvangnet brengt met zich mee dat de regeling niet beperkt wordt tot degenen die als zelfstandige een dergelijk pensioenvermogen hebben opgebouwd. Zij gelden ook voor degenen die dat als werknemer hebben gedaan.

Voorwaarden en grenzen

De wettelijk te regelen vrijlating strekt zich uit tot een totaal aan opgebouwd pensioenvermogen in de derde pijler van € 250.000. Van de betrokkene wordt verlangd dat deze het eventuele meerdere, niet vrijgelaten pensioenvermogen te gelde maakt alvorens een beroep op bijstand te doen.
Dit bedrag komt overeen met een bedrag dat op de pensioendatum voor degene zonder andere pensioenvoorzieningen nodig is voor een aanvullend pensioen ter hoogte van een AOW-uitkering.

Deze voorziening moet ten minste vijf jaar voorafgaand aan de bijstandsaanvraag zijn getroffen en in elk van deze vijf jaar dient ten minste enige inleg plaatsgevonden te hebben.

De inleg mag in deze vijf jaar niet méér dan € 6.000 per jaar hebben bedragen. Het deel van de jaarlijkse inleg dat – over de gehele toetsperiode bezien – eventueel boven deze grens uitkomt, valt buiten de bescherming. Daarbij wordt een inleg die in enig jaar boven deze grens uitkomt, niet gecompenseerd door een lagere inleg in enig ander jaar. Binnen de fiscale systematiek is een dergelijke inleg pas toegestaan bij een belastbaar inkomen vanaf ruim € 50.000.

Gelijkmatig of dalend: geen voorwaarde meer

In het Witteveenakkoord was de inleg aan de voorwaarde gebonden dat deze in de toetsingsperiode als absoluut bedrag of in verhouding tot het inkomen gelijkmatig of dalend is. Die voorwaarde is vervallen nadat het kabinet door de zelfstandigenorganisaties erop was gewezen dat een dergelijke voorwaarde in deze vorm tot gevolg heeft dat een lage inleg in enig jaar, bijvoorbeeld vanwege een investering of persoonlijke omstandigheden, de inlegmogelijkheden in de daarop volgende jaren op dat lage bedrag maximeert.

Inwerkingtreding

Deze regels worden vastgelegd in een wetsvoorstel dat in mei 2015 naar de Tweede Kamer wordt gestuurd. “Met een spoedige behandeling van dit wetsvoorstel kan de beoogde pensioenvrijlating in de Participatiewet met ingang van 1 januari 2016 zijn beslag krijgen.”

De staatssecretaris zal gemeenten en SVB met klem verzoeken vooruit te lopen op de wetswijziging en reeds vanaf 1 januari 2015 volgens deze contouren te handelen.

GEEN REACTIES