(Findinet) Nieuwe regelingen voor de oudedag

Rond de AOW en het pensioenakkoord zijn op diverse momenten verschillende regelingen besproken, ingevoerd en weer gewijzigd. Hier een overzicht.

Pensioenleeftijd

De AOW-leeftijd wordt gekoppeld aan de levensverwachting. Een wijziging van die leeftijd wordt 10 jaar van tevoren aangekondigd en vindt vervolgens om de 5 jaar plaats.

In het pensioenakkoord van juni 2010 is een eerste leeftijdsverhoging (per 2020) vastgelegd. In 2015 wordt een volgende stap vastgelegd voor 2025.

Concreet: per 2020 gaat de leeftijd naar 66 jaar en berekeningen wijzen erop dat de pensioenleeftijd in 2025 wordt verhoogd naar 67 jaar. In 2020 wordt berekend welke pensioenleeftijd vanaf 2030 gaat gelden.

Tweede pijler

In het Witteveenkader wordt de pensioenrekenleeftijd in de tweede pijler voor de pensioenopbouw afgestemd op de AOW-leeftijd.

Gelijktijdig met het wettelijk vastleggen van de verhoging van de AOW-leeftijd in 2020 naar 66 jaar, wordt voor nieuwe pensioenopbouw in de tweede pijler de pensioenrekenleeftijd per 1 januari 2013 verhoogd naar 66 jaar.

Bij de vastlegging in 2015 van de AOW-leeftijd voor 2025 wordt de pensioenrekenleeftijd in 2015 verhoogd naar die nieuwe AOW-leeftijd van (naar alle waarschijnlijkheid) 67 jaar.

Bij vastlegging van een verdere verhoging van de AOW-leeftijd na 2015 (om de vijf jaar, dus eerst in 2020 voor 2030) vindt opnieuw een eventuele aanpassing van de pensioenrekenleeftijd plaats.

De jaarlijkse opbouwpercentages blijven ongewijzigd: voor eindloonregelingen 2% en voor middelloonregelingen 2,5%.

Het Verbond van Verzekeraars heeft ervoor gepleit de pensioenrekenleeftijd in één keer naar 67 jaar te verhogen op 1 januari 2014. Het implementeren van de wijzigingen in de pensioencontracten kan eerst plaatsvinden als alle wet- en regelgeving definitief is en vergt zoveel tijd dat 1 januari 2013 geen reële optie is. Daarbij is het voor pensioendeelnemers moeilijk uit te leggen dat er na twee jaar opnieuw een wijziging wordt doorgevoerd.

Flexibilisering

Mensen kunnen kiezen om eerder of later dan de vastgestelde AOW/leeftijd te stoppen met werken.

Langer doorwerken

Na 1 januari 2013 kan gekozen worden om de AOW op 65 jaar te laten ingaan of later. Als de AOW later ingaat, wordt het AOW/bedrag voor elk jaar dat later gestopt met werken verhoogd met 6,5% hoger. De AOW kan maximaal 5 jaar later dan de vastgestelde AOW-leeftijd ingaan.

Eerder stoppen

Mensen kunnen er ook voor kiezen eerder van de AOW gebruik te maken dan vanaf de vastgestelde AOW-leeftijd. In dat geval wordt voor elk jaar dat de AOW eerder ingaat 6,5% op het AOW-bedrag gekort.

Dit effect wordt kleiner wanneer de werkbonus (zie verderop) wordt gebruikt om een deel van het weggevallen AOW-pensioen op 65-jarige leeftijd te overbruggen. Het is dan niet nodig om het AOW-pensioen een heel jaar eerder op nemen, maar slechts vier tot zes maanden eerder. Hierdoor valt de korting van 6,5% per jaar eerder opnemen ook navenant lager uit.

Van het recht om eerder AOW op te nemen kan vanaf de 65-jarige leeftijd gebruik gemaakt worden.

Concreet betekent dit dat deze mogelijkheid bestaat vanaf 2020: vanaf dat moment kan maximaal één jaar eerder gestopt worden met werken en vanaf 2025 kan dat twee jaar eerder.

De AOW mag niet eerder dan op de vastgestelde AOW-datum opgenomen worden wanneer AOW plus aanvullend pensioen recht geeft op bijstand gedurende de gehele pensioenperiode.

Tweede pijler

In het Pensioenakkoord van juni 2010 hebben sociale partners aangegeven voorstander te zijn van flexibilisering, zodat de individuele feitelijke uittredingsleeftijd kan afwijken van

de pensioenrekenleeftijd. Door langer door te werken dan de pensioenrekenleeftijd worden

extra rechten opgebouwd. Voorts worden rechten door ze op een later moment te laten ingaan, opgerent. Het individu kan door langer te werken daardoor een hoger pensioen bereiken.

Het tegenovergestelde speelt als werknemers eerder willen stoppen met werken.

In feite is dit een oproep om de pensioenregelingen ook op dit punt aan te passen

AOW

Het AOW-bedrag wordt gekoppeld aan de ontwikkeling van de verdiende lonen.

Vanaf 2013 wordt het AOW-pensioen (inclusief vakantiegeld) tot 2028 jaarlijks verhoogd met een bedrag ter grootte van 0,6% van het bruto AOW-pensioen voor gehuwden. Dit percentage geldt voor alle AOW-gerechtigden, dus ook voor ongehuwden. Deze extra verhoging wordt, net als het AOW-pensioen, jaarlijks geïndexeerd met de loonontwikkeling.

Franchise

Voor de twee pijlerpensioenen adviseert de Stichting van de Arbeid om in lijn met de aanpassing van de AOW aan de verdiende lonen ook de franchise in de pensioenregelingen aan te passen aan de stijging van de verdiende lonen. Hierdoor en door de jaarlijkse verhoging van het AOW-bedrag met 0,6% hoeft pas vanaf een hogere inkomensgrens aanvullend pensioen opgebouwd te worden. Dit verlicht pensioenfondsen en beperkt de loonkosten aan de onderkant.

AOW-partnertoeslag

De partnertoeslag is een inkomensaanvulling voor AOW-gerechtigden met een partner jonger dan 65 jaar. De toeslag bedraagt maximaal vijftig procent van het nettominimumloon en is afhankelijk van de inkomsten van de jongere partner.

Vanaf 1 augustus 2011 wordt de toeslag gekort met 10% wanneer het gezamenlijke inkomen van de partners 30.000 euro of meer bedraagt.

De AOW-partnertoeslag wordt in 2015 geheel afgeschaft voor mensen die na die datum 65 jaar worden.

Ingangsdatum AOW

Vanaf 1 januari 2012 krijgt iemand voor het eerst AOW op de dag waarop hij daadwerkelijk de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt, op de verjaardag dus. Nu nog is dat de eerste dag van de maand waarin de pensioenleeftijd wordt bereikt..

Werkbonus

De doorwerkbonus die nu geldt voor werknemers vanaf 57 jaar wordt per 1 januari 2013 vervangen door een werkbonus bestemd voor werknemers vanaf 61 jaar. Deze bedraagt maximaal € 2.350 per jaar. Mensen die doorwerken tot hun 65e jaar ontvangen in totaal dus vier keer dit bedrag (cumulatief uitkomend op € 8.400 op minimumloonniveau en € 9.400 vanaf 107% van het minimumloon).
De werkbonus in inkomensafhankelijk; de laagste inkomens ontvangen € 8.400 tot € 9.400; de midden- en topinkomens €9.400

De werkbonus heeft dezelfde vormgeving als de arbeidskorting, wat betekent dat deze op het minimumloon net niet het maximum heeft bereikt. Het bedrag dat een werknemer met het minimumloon die doorwerkt tot 65 jaar in totaal krijgt komt dan uit op 8.400 euro. Dit bedrag komt bovenop het reguliere inkomen.

Mensen die het gehele bedrag van €9.400 daarvoor gebruiken, kunnen als zij op hun 65ste met pensioen gaan, de eerste maanden leven van dit bedrag. Daardoor kunnen zij hun AOW en pensioen niet op hun 65ste, maar wat later laten ingaan. Daardoor is de korting niet 6,5% op hun huidige inkomen, maar 1,5%. Dezelfde regeling is van toepassing wanneer in 2025 de pensioenleeftijd wordt opgetrokken naar 67 jaar. De laagste inkomens krijgen vanaf dat jaar als zij met 65 jaar met pensioen gaan te maken met 2 x 1,5% = 3% korting.

Levensloopregeling

De levensloopregeling wordt per 2012 afgeschaft, maar wel met een overgangsregeling. Deze overgangsregeling is gericht op de groep die door spaargedrag heeft aangetoond actief van de levensloopregeling gebruik te willen maken.

De levensloopregeling blijft daarom vanaf 2012 open voor deelnemers die op 31 december 2011 ten minste € 3.000 op hun levenslooprekening hebben staan. Vanaf 2012 wordt geen levensloopverlofkorting meer opgebouwd. De tot dan opgebouwde rechten kunnen wel verzilverd worden bij opname van het spaartegoed. Deelnemers met minder dan €3.000 euro spaargeld kunnen het tegoed in 2012 opnemen of in 2013 onbelast doorstorten naar de vitaliteitsspaarregeling

Vitaliteitsspaarregeling

Vanaf 2013 komt er een nieuwe spaarregeling: het vitaliteitssparen.

Vitaliteitssparen is een regeling in de inkomstenbelasting en dus niet alleen toegankelijk voor werknemers, maar ook voor zelfstandigen zonder personeel. Voor de vitaliteitsspaarregeling geldt de omkeerregel: de stortingen zijn fiscaal aftrekbaar in box 1 en bij opname van het tegoed is de belasting verschuldigd. Daarnaast wordt het opgebouwde tegoed niet belast in box 3.

Deelnemers kunnen maximaal € 20.000 sparen; er geldt een jaarlijkse maximum inleg van € 5.000. Het opnamebedrag is maximaal € 20.000 per jaar, waarna opnieuw gespaard kan worden tot het maximum weer bereikt is. De vitaliteitsspaarregeling is bestedingsvrij. Deelnemers bepalen zelf waarvoor en wanneer zij spaargeld opnemen. Vanaf het jaar waarin een deelnemer op 1 januari 62 jaar oud is, wordt het maximum opnamebedrag beperkt tot €10.000 per jaar. De gespaarde middelen kunnen aangewend worden voor bijvoorbeeld deeltijdpensioen of als aanvulling op het inkomen bij eerder stoppen met werken. Wel dient de opname van het tegoed uiterlijk vóór het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd plaats te vinden.

Ouderenkorting

Vanaf 2020 wordt een inkomenafhankelijke ouderenkorting geïntroduceerd, specifiek gericht op lage inkomens.

De korting vindt plaats in de vorm van een heffingskorting en bedraagt € 300. Dit bedrag wordt vanaf een inkomen van 18.000 euro geleidelijk afgebouwd met 5%.

De alleenstaande ouderenkorting blijft in de bestaande vorm gehandhaafd.

IOW

Per 1 juli 2011 is de mogelijkheid voor oudere werklozen om na hun WW-periode in te stromen in de vangnetregeling Inkomensvoorziening Oudere Werklozen beëindigd. Het kabinet wil deze regeling verlengen door de IOW alsnog beschikbaar te stellen voor oudere werklozen die geboren zijn vóór 1 januari 1956. Wel blijft de voorwaarde van toepassing dat werklozen 60 jaar of ouder moeten zijn als ze in de WW instromen. Zij kunnen na afloop van hun maximale WW gebruik maken van de IOW.

Deeltijdpensioen

Tot voor kort moest een werknemer die zijn pensioen eerder liet ingaan, zijn werk in gelijke mate verminderen. Deed hij dat niet, dan was zijn aanspraak op zijn pensioen meteen belast. Dat is niet meer het geval. De werknemer kan toch blijven werken naast zijn vervroegd pensioen zonder dat de aanspraak op het pensioen belast wordt. Een en ander is vastgelegd in het Besluit vervroegen ingangsdatum pensioenuitkeringen.

Premieaanpassing tweede pijlerpensioen

In het Pensioenakkoord van juni 2010 is afgesproken dat premies zodanig worden gestabiliseerd dat “bij de in de afgelopen jaren bereikte premieruimte de pensioenambities voortaan passend zijn en exogene ontwikkelingen ter zake van levensverwachting en financiële markten worden opgevangen”. Anders gezegd: de huidige premiehoogte wordt gestabiliseerd en is uitgangspunt van de toezeggingen die in een pensioenregeling kunnen worden vastgelegd. In een nadere verklaring van sociale partners wordt die regel versoepeld.

Daarin komt te staan dat de ontwikkeling van de pensioenregeling een vast onderdeel moet zijn van de agenda van het arbeidsvoorwaardenoverleg. Ook zal worden aangegeven dat in het nieuwe pensioencontract verduidelijkt wordt onder welke omstandigheden CAO-partijen met elkaar in gesprek zullen gaan over een maximale tijdelijke premieaanpassing (omhoog dan wel omlaag) in financieel slechte dan wel goede tijden voor het pensioenfonds.

FTK

De vraag hoe het nieuwe Financieel Toetsingskader eruit gaat zien, wordt beantwoord in maart 2012. De minister heeft commissies benoemd die zich daarover buigen. Er zal in ieder geval sprake moeten zijn van een ‘generatieproof’ pensioen. Aandacht wordt met name besteed aan

een zo risicoloos mogelijke discontovoet om te voorkomen dat pensioenfondsen zich eventueel rijk rekenen door uit te gaan van riante rendementen in de toekomst

het aanhouden van een substantiële egalisatiereserve.

Toezicht

Er wordt bekeken welke aanvullende instrumenten en bevoegdheden de Nederlandsche Bank zou moeten hebben om het toezicht ook in de toekomst in de nieuwe situatie zodanig te kunnen laten zijn dat de risico’s voor de pensioendeelnemers beperkt kunnen worden.

GEEN REACTIES