Moeten aanbieders de bemiddelaars bevoogden?

De AFM geeft een ruime uitleg aan de vergewisplicht en noemt dat ketenbeheersing. Ten onrechte vindt Adfiz: рhierdoor wordt provisieverbod overbodigс. De Wft legt de aanbieder een ‘vergewisplicht’ op met betrekking tot de legaliteit van een ‘lagere schakel’ in de distributieketen, zoals de wetgever het omschrijft (artikelen 4:94 en 4:95 Wft).

Kort gezegd komt dat erop neer dat de aanbieder geen zaken mag doen met een bemiddelaar die niet ingeschreven is in het AFM-register. Daarbij moet de aanbieder zich er tevens van vergewissen dat de vergunning van de bemiddelaar betrekking heeft op het betreffende vakgebied (zie ook ‘Vergewisplicht’ op de kennisportal).

De AFM verlangt daarenboven van de aanbieders dat zij nagaan of bemiddelaars wel voldoende kwaliteit hebben om hun producten adequaat te kunnen adviseren. Die eis is niet terug te vinden in de wet. Maar de toezichthouder vindt dat “een aanbieder die het klantbelang centraal stelt kostenefficiënte, niet alleen nuttige, veilige en begrijpelijke (knvb) producten moet leveren, maar dat datzelfde geldt voor de distributie.

“Ketenbeheersing veronderstelt dat aanbieders hun verantwoordelijkheid nemen en adequate maatregelen nemen als bemiddelaars niet aan de benodigde kwaliteitseisen voldoen. Ook na het provisieverbod blijft voor banken en verzekeraars een verantwoordelijkheid bestaan. Aanbieders kunnen ook na het provisieverbod kwaliteitseisen stellen aan de bemiddeling van hun producten.”

‘Provisieverbod overbodig’

“Met haar redenering dwingt de AFM de aanbieders sturing te geven aan de kwaliteit en prijs van adviseurs/bemiddelaars en zo grip te nemen op de gehele keten. Dit staat haaks op de zuivere rolscheiding tussen producent en adviseur, zoals de politiek die nastreeft voor complexe producten. De AFM maakt het provisieverbod hiermee in één klap overbodig”, luidt de reactie van Adfiz.

“De minister van Financiën geeft vorm aan een provisieverbod voor complexe producten met als doel de keten te ontvlechten. Er moet voor deze producten een volledige scheiding komen tussen aanbieders en adviseurs/bemiddelaars. 
De AFM ondergraaft dit principe nu zij van aanbieders verlangt niet alleen verantwoordelijkheid te nemen voor haar eigen producten, maar ook voor de distributie door bemiddelaars. Adfiz vindt dit onbegrijpelijk.

De aanbieder heeft wettelijk géén actieve onderzoeksplicht bij individuele adviseurs. Met de door de AFM bepaalde ketenbeheersing introduceert de AFM nu een hiërarchische verhouding tussen aanbieder en adviseur/bemiddelaar, die er niet is en die ongewenst is. Een onafhankelijk adviseur moet zich volledig vrij voelen kritisch in te kopen namens de klant, of zich kritisch op te stellen bij de afwikkeling van bijv. een arbeidsongeschiktheidsuitkering. De vraag is of hij die vrijheid nog ervaart, wanneer de aanbieder tevens zijn toezichthouder is. Daarom moet ieder risico worden uitgebannen dat de adviseur door de aanbieder oneigenlijk afgerekend kan worden. En de AFM moet dit risico zeker niet bevorderen door haar toezichtsrol aan de aanbieder te delegeren. De bemiddelaar heeft een zelfstandige verantwoordelijkheid om te handelen in het belang van de klant. Hij heeft daartoe een eigen vergunning. Als het goed is ziet de AFM zelfstandig toe op de kwaliteit van de adviseur/bemiddelaar.”

Pseudo-wetgever

“De rol van de AFM is, benadrukt Adfiz, “om toe te zien op het functioneren van financiële markten en om goed en transparant handelen te bevorderen. De rol van de AFM is nadrukkelijk niet om op te treden als pseudo-wetgever of in te grijpen in de marktwerking. Toch ontvangt Adfiz met grote regelmaat signalen dat de AFM aanbieders onder zware druk zet provisies te verlagen, waarbij de AFM bepaalt hoeveel een advies waard is. Hiermee plaatst de AFM zich op de stoel van de wetgever. Adfiz roept de AFM op van aanbieders niet meer te verlangen dan de monitoringsrol vanuit hun normale bedrijfsvoering goed uit te voeren.”

GEEN REACTIES