Minister zet maatwerk bij hypotheekverstrekking op een rij

In een uitgebreide brief geeft minister Blok aan onder welke omstandigheden kan worden afgeweken van de LTI- en LTV-normen.

Uit het overzicht met betrekking tot de mogelijkheden van maatwerk trekt de minister de conclusie dat zowel kabinet als kredietverstrekkers van mening zijn “dat de hypotheekregels voldoende ruimte bieden voor het kunnen leveren van maatwerk, ook als het gaat om het kunnen verstrekken van krediet aan zzp-ers of mensen zonder een vaste arbeidsovereenkomst. De aanbieders van hypothecair krediet beschouwen de bestaande ruimte als een maximum en kunnen zelf bepalen of zij gebruik willen maken van de toegestane afwijkingen.”

Wel geeft de minister toe dat het maatwerk op een lager niveau ligt dan enkele jaren geleden. Dat is een understatement. Uit onderzoek van de AFM blijkt dat het aandeel explain gedaald is van 31% in 2007 naar 13% in 2009 (recentere cijfers zijn er niet).

Een echte oplossing draagt Blok in de brief niet aan. Het blijft bij algemene opmerkingen, zoals: “De sector is op weg om een nieuw evenwicht te vinden voor de toepassing van explains. In dat nieuwe evenwicht zullen de kredietverstrekkers ruimte hebben om eigen afwegingen te maken en zal de toezichthouder in de onderbouwing kunnen vertrouwen op een verantwoorde verstrekking.”

Rijk en AFM wijzen er al twee jaar op, aldus Blok, dat gebruik gemaakt mag worden van maatwerk en explains. Maar echte concrete handvatten worden de kredietverstrekkers niet geboden om echt maatwerk te kunnen leveren. Zij hebben de boetebesluiten die aan bijvoorbeeld ING en Rabobank zijn opgelegd nog vers in het geheugen en willen dat niet nog een keer doormaken.

Blok zegt met zijn brief een bijdrage te willen leveren aan het verstrekken van informatie over de mogelijkheid voor maatwerk. Concreet worden de bekende en reeds gepubliceerde toegestane afwijkingen van de LTI- en LTV-normen nog eens op een rij gezet.

Handig als naslag, maar de brief biedt geen nieuw concreet beleid.

Perspectiefverklaring

Vrij nieuw is de pilot van VEH, Obvion en Randstad, waarbij NHG zich heeft aangesloten. Deze partijen hebben de toegankelijkheid van hypotheekleningen voor mensen met een flexibel inkomen vergroot via een zogenaamde perspectiefverklaring.

De regering zal de ervaringen nader bekijken, maar lijkt er in beginsel niet echt warm voor te lopen: “Verder lijkt vanuit het beginsel van verantwoorde kredietverlening terughoudendheid op zijn plaats wat betreft het creëren van eventuele aanvullende mogelijkheden. Juist afgelopen jaren zijn de risico’s van hoge hypotheekschulden duidelijk geworden. In het geval van een onzeker inkomen geldt dit zeker.”

Overstappen blijft problematisch

De ACM constateerde vorig jaar dat huizenbezitters met een gedaald inkomen of met een hypothecair krediet dat ‘onder water’ staat vaak vast zitten aan hun aanbieder. Overstappen naar een andere aanbieder lukt meestal niet omdat de nieuwe aanbieder de ‘overstapper’ weigert. De ACM constateert echter ook dat huizenbezitters in dit soort gevallen bij hun aanbieder niet slechter af zijn. Hypotheekklanten die niet kunnen overstappen hoeven geen hogere hypotheekrente te betalen bij de huidige geldgever dan het geval zou zijn bij de nieuwe geldgever.

Als reden hiervoor gaf de ACM aan dat de geldverstrekker van de huizenbezitter na het aflopen van de rentevaste periode van de hypotheek geen nieuwe risicobeoordeling maakt.

Minister Blok hierover: “Deze problematiek raakt een grote groep. Volgens de ACM zijn er in Nederland naar schatting honderdduizenden huizenbezitters die niet of heel moeilijk kunnen overstappen. Geldverstrekkers mogen zelf bepalen of zij ‘overstappers’ accepteren waarbij het inkomen of de waarde van de woning is gedaald. De ACM ziet dat aanbieders hiermee verschillend omgaan en dat geeft onduidelijkheid in de praktijk. Ik onderschrijf de aanbeveling van de ACM dat het goed zou zijn als de consument meer duidelijkheid kan verkrijgen over de overstapmogelijkheden bij de geldgevers. Een concrete stap om dat te bereiken zou, onder andere, kunnen zijn dat kredietverstrekkers meer informatie aanbieden op hun website over het beleid ten aanzien van overstappen. Hierover zal ik met de brancheorganisaties spreken.”

Meefinancieren restschuld

Mede door de druk die is uitgeoefend door consumentenorganisaties, door de Kamer en door de minister, maken de kredietverstrekkers inmiddels steeds meer bekend hoe ze omgaan met de financiering van restschulden. Maar van een uniform beleid is nog geen sprake. Blok: “VEH concludeerde dat op de websites van banken en verzekeraars nauwelijks concrete informatie te vinden is over restschuldfinanciering. Praktijksituaties of rekenvoorbeelden van extra maandlasten ontbreken. Het klopt inderdaad dat de hoeveelheid informatie over de mogelijkheden voor restschuldfinanciering en mate van detail verschilt per kredietverstrekker. De websites bieden niet de mogelijkheid om in te gaan op de individuele situatie van de consument. Daarvoor wordt op vrijwel alle sites geadviseerd contact op te nemen met de desbetreffende geldverstrekker.”

“Het is bekend dat veel geldgevers een maximum hanteren bij het hypothecair meefinancieren van een restschuld (bijvoorbeeld dat de totale financiering inclusief restschuld een maximum kent van 115% van de waarde van de nieuwe woning). Er zijn signalen dat als een maximum wordt overschreden dat de resterende restschuld dan via een consumptief krediet wordt gefinancierd. (…)Ik ga ervan uit dat in de adviezen over de restschuldfinanciering het belang van de consument voorop staat. Vanuit het perspectief van de klant is hypothecair financieren van de restschuld doorgaans voordeliger dan via consumptief krediet. Het staat de kredietverstrekkers vrij om een eigen kredietbeleid ten aanzien van restschulden te voeren. Ik ben er terughoudend in om in dit soort situaties die van veel individuele factoren afhankelijk zijn te pleiten voor standaardmaatregelen. Die kunnen, hoe goed ze ook bedoeld zijn, juist de kredietverlening belemmeren.”

GEEN REACTIES