Klijnsma: Nederland kon pensioenarrest Europese Hof niet voorzien

Het hof heeft bepaald dat een lidstaat bij insolventie van de werkgever tenminste de helft van een aanvullend pensioen moet garanderen.

“De vraag of een lidstaat de bij artikel 8 van richtlijn 2008/94 vastgestelde verplichtingen correct is nagekomen, wordt niet bepaald door het specifieke karakter van de door deze lidstaat getroffen maatregelen, maar door het resultaat van de toepassing van deze nationale maatregelen.” Met andere woorden: er is geen sprake van een inspanningsverplichting, maar van een resultaatverplichting, aldus het hof in het arrest.

In het voetspoor van Ierland (waar de casus speelde) heeft Nederland betoogd dat sprake is van een inspanningsverplichting. Uit het antwoord van staatssecretaris Klijnsma op schriftelijke vragen van het Tweede Kamerlid Pieter Omtzigt (CDA) blijkt, dat Nederland hiermee een afwijkend standpunt heeft ingenomen van die van de Europese Commissie.

Klijnsma: “De Europese Commissie stuurde in haar opmerkingen aan op een uitleg van de richtlijn waarbij de lidstaten ervoor moeten zorgen dat in geval van faillissement een bepaald minimumniveau aan pensioenrechten van werknemers wordt gegarandeerd.

Verder vond de Commissie het niet noodzakelijk dat er een causaal verband wordt vastgesteld tussen het verlies van pensioenrechten en de insolventie van de werkgever. Tijdens de zitting heeft Nederland – net zoals Ierland – betoogd dat de richtlijn een inspanningsverplichting oplegt aan de lidstaten.
De lidstaten zijn verplicht voorzieningen te treffen ter bescherming van de pensioenaanspraken van de werknemer bij insolventie, maar de richtlijn geeft geen garantie van pensioenaanspraken. Verder heeft Nederland naar voren gebracht dat voor de toepassing van artikel 8 van de richtlijn een causaal verband vereist is tussen een eventuele aantasting van de werknemersbelangen en de insolventie van de werkgever.”

De redenering is duidelijk een andere dan die van het Europese Hof en het ziet ernaar uit dat dat niet onbelangrijke gevolgen heeft voor de Nederlandse wetgeving en de positie van de Nederlandse staat. Welke? Dat gaat Klijnsma, die betoogt dat deze uitleg van het hof niet voorzienbaar was, nu bestuderen. Tijdens het zomerreces van de Tweede Kamer komt zij met nadere informatie.

GEEN REACTIES