Klijnsma: Daarom geen keuzevrijheid voor pensioendeelnemers

Kabinet gebruikt nota over een wetsvoorstel dat daar helemaal niet over gaat om opnieuw keuzevrijheid voor een pensioenfonds af te wijzen.

De belangrijkste opmerkingen uit de Nota n.a.v. het verslag Wetsontwerp versterking bestuur pensioenfondsen:

Belang samenstelling bestuur:

De leden van de fractie van het CDA hebben vragen gesteld over de verenigbaarheid met het EU-recht van de maximering van het zetelaantal van pensioengerechtigden in het bestuur van pensioenfondsen. Zij vragen of de opvatting wordt gedeeld dat de samenstelling van het bestuur invloed heeft op de arbeidsvoorwaarde pensioen. Verder vragen zij of in dat geval een beroep zou moeten worden gedaan op artikel 3, derde lid, van de richtlijn 2000/78/EG. Deze richtlijn vereist gelijke behandeling met betrekking tot de factor arbeid. Artikel 3 derde lid stelt dat de richtlijn niet van toepassing is op uitkeringen van welke aard dan ook die worden verstrekt door wettelijke of daarmee gel?kgestelde stelsels, met inbegrip van de stelsels voor sociale zekerheid of voor sociale bescherming.’).

Uit de beantwoording blijkt dat de regering er niet voor kiest om gelijke behandeling als uitgangspunt te nemen, maar de argumenten te vinden in ‘zoek de verschillen’:

Het beginsel van gelijke behandeling gaat ervan uit dat alleen gelijke gevallen gelijk behandeld moeten worden. De drie geledingen van belanghebbenden die een plaats krijgen in het paritaire bestuur van een pensioenfonds verkeren echter in een zodanig andere positie, dat er geen sprake is van gelijke gevallen. Vergelijkt men de groep werknemers met de groep pensioengerechtigden, dan geldt voor werknemers, dat zij pensioenpremie betalen en pensioen opbouwen. Voor pensioengerechtigden geldt dat zij een pensioenuitkering ontvangen. Omdat er geen sprake is van gelijke gevallen is het niet verplicht werknemers en pensioengerechtigden op een volledig gelijke wijze te behandelen bij de samenstelling van het bestuur.

De samenstelling van het bestuur van een pensioenfonds kan van invloed zijn op de wijze waarop pensioengelden beheerd en belegd worden. Deze samenstelling is echter niet rechtstreeks van invloed op de arbeidsvoorwaarde pensioen zelf. Om die reden valt de samenstelling van een pensioenfondsbestuur niet onder de materiële reikwijdte van richtlijn 2000/78/EG.

Artikel 3, derde lid is overigens in dit kader niet relevant omdat het een uitzondering bevat voor de wettelijke sociale zekerheid en niet voor bovenwettelijke uitkeringen.

Geen) keuzevrijheid in bpf’s

De OSF-fractie merkt op dat bij de bedrijfstakpensioenfondsen sprake is van gedwongen winkelnering. Naar de mening van het lid van de OSF-fractie is keuzevrijheid van deelnemers in een bedrijfstakpensioenfonds een groot goed.
Bovendien motiveert de mogelijkheid dat ontevreden deelnemers de gelegenheid hebben om vrijwillig te vertrekken een pensioenfonds tot het leveren van optimale prestaties. Waarom is deze keuzevrijheid niet in het wetsvoorstel is opgenomen?

Hier had volstaan kunnen worden met het antwoord dat dit onderwerp inhoudelijk niet in dit wetsvoorstel past. De regering wil echter toch het volgende nog even kwijt:

Keuzevrijheid van deelnemers verhoudt zich slecht met de door sociale partners gewenste en door de overheid gefaciliteerde solidariteit in fondsen. Solidariteit maakt risicodeling mogelijk, maar ook gelijke behandeling naar leeftijd en geslacht, et cetera. De ene keer hebben mensen voordeel van die solidariteit, de andere keer een nadeel. Als mensen zich hieraan kunnen onttrekken als ze nadeel ondervinden, dan ondergraaft dat de solidariteit.

Waarom beheren sociale partners het uitgesteld loon?

De OSF-fractie vraagt of het niet merkwaardig is dat juist sociale partners in het wetsvoorstel het uitgestelde loon beheren van een groep die per definitie geen arbeid verrichten. Is deze constructie niet onlogisch en een bestuurlijk monstrum?

In reactie hierop merkt de regering op dat een pensioenfonds niet alleen de pensioengelden beheert van de pensioengerechtigden, maar ook het reeds opgebouwde pensioen van andere groepen, waaronder met name de actieve deelnemers en de gewezen deelnemers. Ook voor deze andere groepen geldt dat het uitgesteld loon betreft. Verder hebben ook werknemers en werkgevers belang bij een goed beheer van pensioengelden, omdat beide groepen premie betalen en risico dragen

GEEN REACTIES