Grondmist boven gelijk speelveld van bpf’s en pensioenverzekeraars

“Hoeveel deelnemers een bedrijfstakpensioenfonds machtigen hun gegevens door te geven aan de commerciĆ«le dochter wordt niet geregistreerd.”

Minister Kamp vindt het amendement-Omtzigt om bedrijfstakpensioenfondsen meer commerciële ruimte te geven onwenselijk. “Het amendement raakt de kern van het wetsvoorstel, namelijk het waarborgen van het gelijke speelveld.”

De wijzigingen in de Wet Bpf 2000 beogen een level playing field aan te brengen tussen pensioenfondsen, inclusief hun uitvoeringsbedrijven en verzekeraars. Met name probeert de wet tegen te gaan dat pensioenfondsen de gegevens die zij van hun deelnemers hebben, kunnen gebruiken voor het aanbieden van derde pijlerproducten. Pensioenfondsen hebben door de jaren heen de neiging om de wettelijke grenzen te zoeken en waar mogelijk te overschrijden. Ook de Pensioenfederatie wilde in een position paper de nieuwe grenzen oprekken.

“Als een werkgever aanvullende regelingen heeft lopen bij een uitvoeringsbedrijf, zouden vragen hierover beantwoord moeten mogen worden. Ook indien het contact primair tot doel heeft om het over de pensioenregeling te hebben”, aldus de Pensioenfederatie.

De koepel vond gehoor bij CDA-Tweede Kamerlid Pieter Omtzigt die een amendement met een gelijke strekking indiende. “Werkgevers zijn professionele organisaties en geen consumenten”, betoogde hij. “In die situaties dat een werkgever ervoor kiest om producten af te nemen bij een bedrijf waar tevens de uitvoering van het fonds onder is gebracht, zou in gesprekken zowel informatie verstrekt kunnen worden in relatie tot de pensioenregeling als tot de aanvullende producten. Op deze wijze is het mogelijk om efficiënt en zakelijk contact te kunnen hebben zonder dat gesprekken over de pensioenregeling enige commerciële belangen kunnen hebben.” Ook vindt hij dat het mogelijk moet blijven dat werkgevers slechts eenmaal de gegevens verstrekt aan het Bpf die dan doorgeleid worden naar VUT-, opleidings- en andere sociale fondsen.

Kamp brengt daar tegenin dat het bespreken van aanvullende producten met de werkgever ertoe leidt dat “pensioenuitvoeringsbedrijven die de regeling van een verplichtgesteld bedrijfstakpensioenfonds uitvoeren, het gegevensbestand van werkgevers, waarover ze beschikken vanwege de uitvoering van de verplichte regeling, mogen gebruiken voor het doen van commerciële aanbiedingen aan werkgevers. Ook kunnen zij zo eenvoudig commerciële informatie via de werkgever aan de deelnemers verstrekken. Dit betekent een risico op het weglekken van het werkgeversbestand van een bedrijfstakpensioenfonds naar commerciële partijen. Andere commerciële marktpartijen beschikken niet over het werkgeversbestand van het bedrijfstakpensioenfonds en worden daardoor op achterstand gezet. 

 
Commerciële informatie kan ook bij deelnemers terecht komen door het onderdeel van het amendement dat mogelijk maakt dat bedrijfstakpensioenfondsen gegevens van (gewezen) deelnemers mogen verstrekken aan in dezelfde bedrijfstak werkzame fondsen voor vervroegd uittreden, opleidingsfondsen of andere fondsen, zonder machtiging van individuele werknemers. Daarmee is niet te voorkomen dat informatie bij een commerciële partij terechtkomt, die vervolgens commerciële informatie verstrekt aan deelnemers.”

Geen zicht op machtigingen van deelnemers

Roos Vermeij (PvdA) had de minister gevraagd om een snelle evaluatie (na twee jaar) van de gevolgen van de wetswijziging. Kamp vindt dat de evaluatie meer toegevoegde waarde zal hebben als deze over vijf jaar wordt verricht.

Het gaat Vermeij met name om de machtigingencultuur. Zoals bekend vraagt het Bpf aan de deelnemers haar te machtigen de persoonsgegevens door te geven aan de commerciële dochter/zuster, die dan een op maat gesneden aanvullend product kan aanbieden. Ook is bekend dat die machtiging zodanig vormgegeven wordt dat deelnemers snel bereid zijn die te verstrekken.

Vermeij is benieuwd naar de ontwikkeling van het aantal afgegeven machtigingen.

Wel, die zal altijd verborgen blijven, want die informatie wordt – althans volgens Kamp – niet geregistreerd. En: “Vanuit de optiek van beperking van administratieve lasten, ben ik er geen voorstander van dat pensioenuitvoerders dit apart moeten registreren. De evaluatie zal daarom beperkt en kwalitatief van karakter zijn.”

Zo blijft op een belangrijk punt grondmist hangen boven het gelijke speelveld tussen Bpf’s en andere pensioenuitvoerders.

GEEN REACTIES