Fred de Jong: Schaf term “aflossingsvrij” af

Een betere term zou kunnen zijn de “uitgestelde aflossingshypotheek”

Deze suggestie doet Dr. Fred de Jong in het februarinummer van het tijdschrift Schuldsanering. “Zo zou in ieder geval de term aflossingsvrije hypotheek moeten worden afgeschaft, omdat veel consumenten daardoor in de veronderstelling leven dat er geen aflossing hoeft plaats te vinden. Een betere term zou kunnen zijn de ‘uitgestelde aflossingshypotheek’ bijvoorbeeld. Mogelijk dat ook de term krediet vervangen zou kunnen worden door de term schuld, zodat niet meer gesproken wordt over doorlopend krediet maar over een doorlopende schuld. Ook met dergelijke cosmetische ingrepen kan de consument al meer bewust worden gemaakt van zijn eigen handelen. In economisch psychologische termen wordt dit libertair paternalisme genoemd, wat neerkomt op het geven van een klein duwtje aan consumenten om zelf een meer verantwoorde beslissing te kunnen nemen. Ik verwacht daar meer heil van dan het geven van onderwijs in geldzaken.”

In zijn artikel maakt De Jong er geen geheim te twijfelen aan het nut van financiële educatie. “Los van het feit dat dit een zeer kostbaar traject is moet het effect ervan ook niet worden overschat. Een mogelijke oplossing kan ook liggen in het meer verantwoording geven aan (professionele) adviseurs die consumenten bijstaan bij het nemen van financiële beslissingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om adviseurs die werkzaam zijn bij banken en verzekeraars, onafhankelijke financieel adviseurs maar wellicht ook ambtenaren die voorlichting geven over sociale regelingen. Ik denk dat het onderwijzen van professionals over verstandig omgaan met geld meer effect heeft dan het proberen de consument wijzer te maken in geldzaken. De (financieel) adviseur is bij uitstek in staat om de consument te beschermen tegen ondoordachte risico’s, maar ook om hen te adviseren bij het op orde maken en houden van het financiële huishoudboekje. Los van deze maatschappelijke rol hebben deze adviseurs daar ook vaak een commercieel belang bij. Het in kaart hebben en houden van de totale financiële situatie van een klant zorgt voor een nieuwe vertrouwensband die zorgt voor meer productie en minder drang bij die consument om het zelf te regelen.”

De Jong wijst erop dat de Wft nu al eist dat adviseurs de financiële situatie van een klant in kaart brengen door middel van een klantprofiel. “Echter deze bepaling geldt alleen als het om advisering over complexe financiële producten gaat, zoals levensverzekeringen, hypotheken en beleggingsproducten. Ik veronderstel dat de consumenten die tot de categorie financieel zwak behoren over het algemeen weinig complexe financiële producten hebben aangeschaft, omdat complexe financiële producten vaak ook een grotere financiële investering vergen.

Om de financieel zwakkere consument te kunnen bereiken zouden financieel adviseurs standaard een klantprofiel kunnen opmaken bij alle klanten die men adviseert.

Financieel adviseurs zijn hoofdzakelijk gefocust op het adviseren van klanten over vermogensvorming en het afdekken van risico’s. Het adviseren over het voorkomen van risico’s is wel standaard onderdeel van de dienstverlening aan bedrijven, maar niet aan consumenten. Enerzijds komt dit doordat financieel adviseurs daarover de kennis en de tools ontberen, anderzijds is het ook lastig om dergelijke dienstverlening betaald te krijgen. Voor alle partijen die betrokken zijn bij het proces van schuldsanering, zou het dan ook goed zijn om actief informatie en tools te verstrekken aan financieel adviseurs om het te helpen invulling te geven aan deze maatschappelijke verantwoordelijkheid.

Nu per 2013 ook de financiële prikkels voor financieel adviseurs ten aanzien van kredieten gaan verdwijnen (er komt een provisieverbod), hebben deze adviseurs straks geen financieel belang meer bij (te) hoge leningen. Ook de aangescherpte hypotheeknormen die in 2011 van kracht worden stimuleren het proces dat de financiële sector meer betrokken wordt bij het voorkomen van het nemen van ondoordachte risico’s.”

Maar ook de consumenten moeten worden geprikkeld om zelf meer inzicht te krijgen in de eigen financiële situatie. “Dat kan door het raadplegen van adviseurs, maar ook door gebruik te maken van instrumenten als het digitale huishoudboekje. Verder zouden consumenten bij het aanvragen van een lening standaard de vraag kunnen krijgen of men wel zeker weet dat de lening nodig is. Door op het aanvraagformulier bij een lening nadrukkelijk te vragen of er niet voldoende andere financiële middelen beschikbaar zijn worden consumenten direct geconfronteerd met een alternatief.”

GEEN REACTIES