Einde verzekerde looptijd is niet het einde van bestaande uitkering

Verzekeraar blijft aan uitkering vastzitten omdat niet ondubbelzinnig is uitgelegd wat onder een verzekerde looptijd van 120 maanden verstaan moet worden.

De bedoeling van Cardif was een betalingsbeschermingsverzekering te bieden met een uitkering die zou stoppen aan het einde van looptijd. Alleen gedurende de op het certificaat vermelde looptijd van de verzekering is het risico van arbeidsongeschiktheid gedekt, aldus Cardif. De verzekering kent geen uitlooprisico en daarom wordt aan het einde van de looptijd de uitkering stopgezet.

Volgens het certificaat bood de verzekering gedurende 120 maanden dekking. In de polisvoorwaarden (artikel 7) zelf is aangegeven:

“De verzekering is aangegaan voor de duur zoals op het certificaat vermeld.

Einde

Algemeen:

  • op de einddatum van de verzekering zoals vermeld op het certificaat;
  • op de laatste dag van de maand volgend op de maand waarin verzekerde 65 jaar wordt;
  • op de datum van overlijden van de verzekerde;
  • binnen 30 dagen na ontvangst van het schriftelijk bezwaar zoals beschreven in artikel 5.
  • Arbeidsongeschiktheids- en werkloosheidsdeel:
  • indien verzekerde (vervroegd) met pensioen gaat;
  • indien verzekerde de actieve beroepsbezigheden stopzet (bijv. VUT).”

Verzekerde heeft begrepen dat het risico alleen gedurende de looptijd is gedekt, maar niet dat een eenmaal ingegane uitkering na deze periode ook wordt beëindigd.

De verzekerde schakelt de Geschillencommissie van Kifid in, die de ‘contra proferentem-regel in stelling brengt: bij twijfel over de betekenis van een bepaling in de algemene

voorwaarden prevaleert de voor verzekerde meest gunstige uitleg.

De Commissie stelt vast dat het begrip looptijd in de verzekeringsvoorwaarden niet nader is omschreven.

Wel is aangegeven dat de verzekering een einde neemt op de einddatum die op het certificaat is vermeld dan wel op een tijdstip wanneer zich één van de nader aangegeven bijzondere voorwaarden heeft voorgedaan. Een einddatum is op het certificaat niet vermeld en een van de andere in artikel 7 genoemde gevallen doet zich thans niet voor. Verzekerde is nog geen 65 en is niet met pensioen gegaan.

Hieruit moet, aldus de commissie, worden afgeleid dat de behoefte aan de uitkering nog steeds bestaat.

“Van verzekeraar had verwacht mogen worden dat zij ofwel de einddatum op het certificaat zou vermelden ofwel ondubbelzinnig zou aangeven dat het einde van de looptijd niet alleen mee bracht dat een nadien ontstane arbeidsongeschiktheid niet meer tot een uitkering zou leiden maar evenzeer dat de bestaande uitkering nadien niet langer in stand zou blijven. Nu zij dat niet heeft gedaan is de door verzekerde voorgestane lezing van de voorwaarden zeker niet onbegrijpelijk.”

De consequentie van dit standpunt is voor Cardif ingrijpend: de verzekeraar moet de uitkering voortzetten tot de laatste dag van de maand volgend op de maand waarop verzekerde 65 jaar wordt. Mits verzekerde gedurende deze periode voor tenminste 45% arbeidsongeschikt blijft en het verzekerde bedrag niet wordt overschreden.

GEEN REACTIES