Eerste Kamer verbindt moties aan wet Verhoging AOW-leeftijd

De senaat heeft het voorstel aangenomen, maar wil dat het doorwerkvereiste vervalt en de van rechtswege beƫindiging arbeidsovereenkomst wordt aangepast.

De Eerste Kamer heeft het wetsvoorstel Verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd aangenomen. Bij de behandeling werden vijf moties ingediend, waarvan drie de eindstreep haalden.

De eerste van de drie door PvdA-er Han Noten ingediende en aangenomen moties hield een schrobbering in voor het kabinet. De Kamer sprak uit dat de korte tijd die voor de behandeling beschikbaar was ‘onwenselijk is’.

"Het wetsvoorstel plaatst tal van betrokken uitvoeringsorganisaties, waaronder pensioenuitvoerders, pensioenfondsen, sociale partners en verzekeraars voor omvangrijke invoeringsvraagstukken”, aldus de Kamer. Verder “plaatst het wetsvoorstel een aantal toekomstige AOWers voor een financiële overgangsproblematiek die men redelijkerwijs niet heeft kunnen voorzien.”

Ondanks die laatste constatering verwierp de Kamer een andere motie van Noten waarin hij plette voor de introductie van een tijdelijke flexibele AOW.

Doorwerkvereiste

Wel werd de motie aangenomen waarin de regering verzocht wordt om het zogenoemde doorwerkvereiste te laten vervallen. Een wens die al eerder werd uitgesproken door de pensioenuitvoerders.

De motie luidt: “constaterende dat het om fiscale redenen niet mogelijk is om per 1 januari 2013 om het pensioen gelijktijdig te laten uitkeren met de datum van ingang AOW,

overwegende dat dit tot onduidelijke situaties voor zowel pensioenuitvoerders als burgers leidt,

verzoekt de regering in dit verband het zogenaamde doorwerkvereiste te laten vervallen.”

Eerder had de regering aangegeven daar niet voor te voelen:

“Deze fiscale eis hangt allereerst samen met het karakter van het aanvullend pensioen. Pensioen dient als inkomensvervanging. Om die reden vindt fiscale facilitering plaats door toepassing van de omkeerregel. Vanuit die ratio bezien ligt niet voor de hand verder belastinguitstel te verlenen als de pensioendeelnemer niet langer meer werkt. Daarnaast verdient aandacht dat verder belastinguitstel verlenen effect kan hebben op het beslag dat wordt gelegd op sociale voorzieningen (bijvoorbeeld WW/WIA) die worden genoten in de periode voorafgaand aan pensioen. Ten slotte kan het laten vervallen van het doorwerkvereiste negatieve effecten hebben op de arbeidsparticipatie door ouderen. Deze argumenten zijn recent nog als reden genoemd om vast te houden aan het doorwerkvereiste.”
Beëindiging arbeidsovereenkomst

Een andere motie heeft betrekking op het van rechtswege eindigen van de arbeidsovereenkomst:

“overwegende dat per 1 januari de AOW leeftijd niet meer synchroon loopt met de pensioenrichtleeftijd;

“constaterende dat daardoor voor groepen deelnemers een maximale opbouw niet meer mogelijk is;

constaterende dat dit zich niet verhoudt tot wettelijke bepalingen die een gelijke behandeling bij pensioenrichtlijnen vereisen;

verzoekt de regering te bevorderen dat de beëindiging van een arbeidsovereenkomst van rechtswege gelijk zal zijn aan de pensioenrichtleeftijd, dat wil zeggen per 1 januari 2014 gelijk aan 67 jaar.”

.

In de Memorie van Antwoord ging de regering al op deze kwestie in:

De regering is voornemens om wettelijk vast te leggen dat een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd van rechtswege eindigt bij het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd, tenzij partijen schriftelijk andere afspraken hebben gemaakt. Dit voorstel is opgenomen in het voorstel van wet “Werken na de AOW-gerechtigde leeftijd”, dat onlangs voor advies aan de Raad van State is aangeboden. In dit wetsvoorstel wordt voorgesteld om in het Burgerlijk Wetboek op te nemen dat de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd van rechtswege eindigt bij het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd of een hogere overeengekomen pensioengerechtigde leeftijd, tenzij

(cao-) partijen andere schriftelijke afspraken hebben gemaakt.

GEEN REACTIES