Duidelijkheid over berekening studieschuld bij hypotheekverstrekking

Bij de berekening van de maandelijkse lasten van de studieschuld mag beginsel uitgegaan worden van 0,75% van de oorspronkelijke lening.

Dat is de uitkomst van het overleg tussen de Nederlandse Vereniging van Banken, het Verbond van Verzekeraars en de Autoriteit Financiële Markten. Aldus staatssecretaris Halbe Zijlstra (Onderwijs) in antwoord op schriftelijke vragen van de PvdA.

Voor de studieschuld gaan dus andere regels gelden dan voor consumptief krediet. In de Gedragscode Hypothecaire Financieringen wordt gesteld dat bij een aflopend consumptief krediet ten minste 2% van de oorspronkelijke kredietsom per maand in aanmerking moet worden genomen als financiële lasten.

Over de studielening schrijft Halbertsma:

: In goed overleg is overeengekomen dat de hypothecair financier in de toekomst bij de berekening van de aan de studieschuld verbonden maandelijkse financiële lasten in beginsel uitgaat van 0,75% van de oorspronkelijke lening. Indien de consument tussentijds een deel van de studieschuld vervroegd heeft afgelost of wanneer de prestatiebeurs in een gift is omgezet kan de aanbieder dit meenemen in de berekening. Het uitgangspunt is dat de uiteindelijke hoogte van het hypothecair krediet verantwoord blijft. Het genoemde percentage zal bij de bepaling van de leencapaciteit in aanmerking worden genomen als de financiële lasten van de studielening. Dit percentage reflecteert de gemiddelde maandelijkse lasten van een studielening uitgaande van de maximale rente van de nu lopende renteperiodes. Met het oog op de uitvoerbaarheid is gekozen voor een vast percentage, het percentage benadert de werkelijke lasten.”

GEEN REACTIES