Adfiz wil minder Wft-bescherming zakelijke klant

De zakelijke markt is een wereld van professionals onder elkaar, aldus Adfiz-voorzitter Hermans. De wetgever denkt daar heel anders over.

In zijn nieuwjaarsrede stelt Loek Hermans de klantgerichte marktwerking centraal en wil hij aantonen dat klantbelang geen holle frase is.

Later in zijn betoog blijkt over welke klant hij het heeft, namelijk uitsluitend de consument. Hij vat samen dat ook zijn derde nieuwjaarsspeech ging over wat goed is voor de klant. “Ook nu weer. En uiteindelijk spreken we dan alleen over consumenten. Dat is niet gek. Er is een reële noodzaak en een grote politieke wens om de consument te beschermen. Maar laten we wel wezen. Ondernemers zijn ook klanten. Die ook centraal moeten staan. Alleen zijn het wel heel andere klanten. En het belang van de zakelijke klant centraal stellen vraagt andere acties. Hoogste tijd om ook dat te waarderen.”

Zakelijke markt is andere wereld

“De zakelijke markt is een andere wereld. Van professionals onder elkaar. De zakelijke klant is veel beter in staat zelf evenwicht in de markt te brengen. De zakelijk klant hoeft niet door de wetgever gepamperd te worden. Zakelijk is een andere business. Met andere uitdagingen.

Eén ding is daarbij meteen duidelijk. We zien dat de praktijk van de zakelijke financiële dienstverlening steeds meer last heeft van de regelgeving voor de particuliere klant. De noodzaak wordt groot om bij wet- en regelgeving een duidelijk onderscheid te maken tussen financiële dienstverlening aan de particuliere klant enerzijds en de zakelijke klant anderzijds. Want laten we wel wezen: als de markt al goed werkt kan regelgeving juist verstikkend werken.”

Het ziet ernaar uit dat Hermans de discussies uit 2005 opnieuw wil voeren. Toen bleek dat de wetgever niet de bescherming van ‘professionals onder elkaar’ beoogde. De bescherming was duidelijk niet gericht op verzekeringen die betrekking hebben op grote zakelijke risico’s. “Verzekeringnemers die daarmee te maken hebben, zijn zelf voldoende in staat hun belangen te behartigen.”

Bedoeling wetgever

Uitgangspunt is het bieden van bescherming “aan de afnemer van financiële producten die minder goed dan de financiële dienstverlener in staat is om de aan deze producten verbonden risico’s te beoordelen”, aldus de toelichting.

“Een dergelijke kennisachterstand komt het meest pregnant naar voren bij de consument, dat wil zeggen de particulier die niet in de uitoefening van beroep of bedrijf handelt bij het kopen van een financieel product. Om die reden is de werkingssfeer van het wetsvoorstel in beginsel beperkt tot de consument. De beperking tot de consument kent een uitzondering voor financiële dienstverlening ten aanzien van verzekeringsproducten.

De rechtvaardiging hiervoor is gelegen in de omstandigheid dat verzekeringsproducten (waaronder bepaalde pensioenproducten) niet alleen voor de consument maar ook voor de zakelijke afnemer uiterst complex zijn. Bovendien wordt de zakelijke afnemer ook beschermd in de richtlijn Verzekeringsbemiddeling en de bestaande wetgeving op het gebied van verzekeringsbemiddeling.”

Oorspronkelijk zou in de Wft een definitie opgenomen worden van het begrip cliënt om op die manier te beklemtonen dat met betrekking tot verzekeringen de zakelijke afnemer op dezelfde wijze wordt beschermd als de consument. Die definitie is in een reparatieronde gesneuveld. De Raad van State heeft naar aanleiding daarvan opgemerkt dat hiervoor een duidelijke verklaring moest worden gegeven in de toelichting, hetgeen als volgt is ingevuld: Wanneer het begrip cliënt wordt gebruikt in de Wft, wordt daaraan de betekenis gehecht die het heeft in het normale spraakgebruik, dus ook de zakelijke afnemer. Verder wordt onder ‘cliënt’ verstaan de “persoon aan wie een financiële onderneming voornemens is een financiële dienst te verrichten”. Onder persoon wordt hier verstaan zowel de natuurlijke persoon als de rechtspersoon. In de Wfd was dit niet anders geregeld.

De ene zakelijke klant is de andere niet

Politiek gezien lijkt een onderscheid tussen de particuliere en zakelijke klant in de Wft onhaalbaar. Hooguit zou een nadere definitie in de wet opgenomen kunnen worden wat onder zakelijke klant moet worden verstaan. Het lijkt in elk geval duidelijk gezien de uitgangspunten van de wetgever dat zzp-ers en het kleinere MKB-bedrijf onder de wettelijke bescherming zullen blijven vallen. Maar de vraag is of dit voldoende is. Waarschijnlijk zal dan ook een onderscheid naar product nodig zijn. Aangenomen moet worden bijvoorbeeld dat er op pensioengebied ook een kenniskloof bestaat tussen adviseurs en hun grotere zakelijke klanten. Misschien is het goed dat Hermans iets concreter aangeeft waar de wetgeving verstikkend werkt en vindt hij daarmee meer gehoor dan met zijn meer generaliseerde opmerkingen.

Pikant detail overigens: tijdens de consultatie pleitte de NBvA (opgegaan in Adfiz) ervoor om de reikwijdte van de Wft zo uit te breiden dat niet alleen de bepalingen inzake verzekeringen (en financiële instrumenten) betrekking hebben op de zakelijke klant, maar ook die inzake kredieten en hypotheken. Het kan verkeren.

GEEN REACTIES