╚Stellig voornemen╚ geen afdwingbare pensioentoezegging

╚Stellig voornemen╚ tot het toekennen van een aanvullend pensioen is niet gelijk te stellen aan een afdwingbare pensioentoezegging. Het stond werkgever vrij het realiseren van het stellig voornemen te beperken tot een groep werknemers die op hun pensioendatum nog in haar dienst waren.

Een ex-medewerker van Philips ontving in de tijd dat hij daar nog in dienst was een brief van zijn werkgever, waarin deze schreef: Het doet ons genoegen u te kunnen mededelen dat de raad van bestuur het stellige voornemen heeft u bovenop het reguliere pensioen een aanvullend pensioen toe te kennen. Het recht op dit aanvullend pensioen kan alleen toegepast worden op de reguliere pensioendatum. Dit aanvullend pensioen zal niet vermeld worden op het jaarlijks pensioenoverzicht.

Toen werknemer op de pensioendatum aanspraak maakte op dit aanvullend pensioen, weigerde Philips dit uit te keren: "De vraag of aan het stellig voornemen uitvoering wordt gegeven, komt enkel aan de orde indien een werknemer tot het bereiken van de vijfenzestigjarige leeftijd in dienst van Philips blijft." Deze werknemer had op eigen initiatief het dienstverband met Philips beëindigd voor het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd.

Partijen zijn het er over eens dat het hier niet gaat om een pensioentoezegging in de zin van de Pensioenwet, volgens welke wetgeving een pensioenregeling dient te worden uitgevoerd door een extern pensioenfonds, behoudens de in die wetgeving genoemde uitzonderingen, waarvan hier geen sprake is.  Toch is sprake van een harde en onvoorwaardelijke pensioentoezegging, vindt de werknemer en hij stelt daarbij dat deze is gedaan wegens bewezen diensten in het verleden. Philips daarentegen zegt dat de toezegging is gedaan als prikkel aan medewerkers om in dienst te blijven.

De kantonrechter Amsterdam aanvaardt de door de werknemer gegeven uitleg niet, "omdat zij erop neer zou komen dat men door het opnemen van niet meer dan de woorden ´stellig voornemen´ in een pensioentoezegging de geldende pensioenwetgeving zou kunnen omzeilen, terwijl men voor het overige met een onvoorwaardelijke pensioentoezegging van doen zou hebben." Partijen hebben, aldus de kantonrechter, een dergelijke niet door de wet toegestane constructie voor ogen gestaan. En daarom had werknemer moeten en kunnen begrijpen dat het in de brief ging om een niet afdwingbare pensioentoezegging. De strekking van de brief moet uitgelegd worden in de door Philips voorgestane zin, namelijk dat niet eerder dan op de pensioendatum het stellig voornemen zou worden gerealiseerd, maar niet dat het in alle gevallen op deze datum ook inderdaad zou worden gerealiseerd. "Daaruit vloeit voort", aldus het vonnis, "dat het Philips vrijstond om het realiseren van het stellig voornemen te beperken tot de groep werknemers die op het moment van hun pensionering nog in dienst van Philips zou zijn."

Het volledige vonnis

GEEN REACTIES