Wft: opeenstapeling van brandblusregels

Sleutelen aan adviesdefinitie is even noodzakelijk als gevaarlijk.

We hebben algemene, integrale en deeladviseurs en ook nog bemiddelaars, maar voor wie geldt straks de diplomaplicht? Zomaar een vraag voor wie wil gaan sleutelen aan de Wft-definitie van adviseren.

Laten we het met elkaar eens zijn dat die definitie de lading van de advieswereld niet dekt. Dat hiaat was er overigens altijd al, maar dat mocht de pret niet drukken in de tijd dat een ‘assurantietussenpersoon’ vrijwel altijd de drie functies van adviseur, bemiddelaar, postbeheerder in zich verenigde. Het schaarse aantal adviseurs dat het productdenken eerder heeft losgelaten en zich ging richten op integraal advies voldeden als vanzelfsprekend aan de Wft adviesregels.

Het gevaar ligt op de loer dat straks een nieuwe generatie adviseurs opstaat die de grenzen van de adviesregels gaat opzoeken. Dat is met de huidige adviesdefinitie niet zo moeilijk. De consultant, budgetcoach, financiële regisseur, geldlokettist en gezinsbeschermer kunnen met hun klanten het hele adviestraject doorlopen tot aan het moment dat zij hardop een specifiek product aanbevelen. Als dat laatste niet is vastgelegd in het adviesdossier is van advies in de zin van de Wft geen sprake.

Reden om de definitie van advies aan te passen? Ja. Maar zeker niet zonder de andere Wft- en Bgfo-regels daarin te betrekken! Deze wetgeving is al veel te veel verworden tot een opeenstapeling van incidentele brandblusregeltjes, waardoor de samenhang – zo daar al ooit sprake van is geweest – geheel is verdwenen.

Politiek, ministerie, toezichthouder en menige marktpartij spreken elkaar devoot na dat het productdenken per 1 januari is omgevormd tot klantdenken. Het enige tastbare bewijs dat daarvoor in regelgeving gevonden kan worden is het provisieverbod. De wetgever heeft geen enkele moeite gedaan om met de klant centraal-stofkam verder door de regels heen te gaan. Neem het adviesdossier waar we het net over hadden. Het publiekrechtelijke nut daarvan is nog steeds dat de AFM kan controleren dat een geadviseerd financieel product past bij de informatie die over de klant is ingewonnen. 

Zo zijn er tal van voorbeelden te vinden waarbij de wetgever de regels ophangt aan het product en niet aan de dienstverlenende activiteit. Dit zijn geen mazen voor imagobeschadigende gelukzoekers maar gastvrije open deuren.

Dat is niet de enige bedreiging voor bestaande marktpartijen als er opnieuw in een deel van de wetgeving gesleuteld gaat worden. Stel dat de adviesdefinitie een breder terrein gaat bestrijken. Wat gaat dat dan betekenen voor de vakbekwaamheidseisen? Straks moet elke adviserende medewerker die nu nog onder het bedrijfsvoeringsmodel werkt, zelf over een geldig Wft-diploma beschikken. Ondernemingen hebben het al moeilijk met die regel en vrezen van sommige medewerkers die dat diploma niet halen, afscheid te moeten nemen. Een uitbreiding van het begrip advies zou zonder nadere ingrepen in Wft en Bgfo betekenen dat ditzelfde ook gaat gelden voor andere klantmedewerkers.

Of algemener gezegd: zo lang met de kraan open dweilcorrecties per artikel worden aangebracht zonder een blik te werpen op de context van zo’n artikel, krijgen financiële ondernemingen nooit de kans qua compliance hun bedrijf in rustig vaarwater te krijgen. Een eis die onder normale omstandigheden al meer dan gerechtvaardigd is, maar zeker in crisistijd niet aan wetgever en toezichthouder gesteld zou hoeven te worden. Handen af dus van de individuele Wft-artikelen totdat er een integrale klant centraal-versie ligt.

Jan Aikens

GEEN REACTIES